Turbo stagnalis, verpakt in zacht Indisch papier, insluit. Zij werden door
Linnaeus vermeld als Helix stagnalis in Systema Naturae, Ed. XII, 1767,
p. 1248. Deze slakjes zijn echter niet meer in de molluskencollectie van
Linnaeus in de Linnean Society te Londen aanwezig (Dance, 1967, p. 16
en 22).
Veel aandacht en moeite besteedde Baster aan het kweken van goud
vissen. Deze dieren waren begin 18de eeuw in Europa nog onbekend, maar
werden uit China (waar zij Kin-yu genoemd worden) en Japan via St Helena
in 1728 in Engeland ingevoerd. Een klein aantal exemplaren schijnt reeds in
1753 of 1754 op enkele buitenplaatsen in Holland beland te zijn, zonder
echter nakomelingschap te produceren.
In Zeeland ontving Baster uit Engeland in November 1758 een twaalftal
visjes. Hij bracht ze onder in de vijvers van zijn tuin, maar de dieren over
leefden het niet. Een jaar later kreeg hij twaalf andere, en in Februari 1760
nog zes stuks. Met deze vissen heeft Baster met veel succes gefokt. Zij
plantten zich gemakkelijk voort, groeiden goed (tot ruim 10 duim) en pro
duceerden alle mogelijke kleurvariëteiten van goud, zilver en zwart. Baster
beschreef deze zorgvuldig, zowel uit- als inwendig, en beeldde verscheidene
vormen af, alsmede hun schubben. Op zijn beurt deelde hij met royale hand
van zijn visvoorraad uit aan de liefhebbers (Aant. 18) in Nederland, en
zelfs bood hij exemplaren aan Linnaeus in Uppsala aan (Hulth, 1916,
brief 159). Het staat wel vast, dat in ons land de goudvis, thans als siervis
in vijvers zo algemeen, zijn opmars uit Zierikzee is begonnen.
Reeds in 1763 had Baster over zijn goudvissen gepubliceerd. Dit artikel,
met enkele kleine toevoegingen, is woordelijk in het vijfde stukje (1765)
overgenomen.
Nadat Baster reeds in het eerste stukje van de Natuurkundige Uitspan
ningen, p. 36 (1759) gesproken had over de organismen, die het lichten
van de zee veroorzaken, kwam hij in 1762 nog eens op dit verschijnsel terug
in een opstel in briefvorm, gericht aan, vermoedelijk, M. Houttuyn1). Hij
weerlegt hierin de bedenkingen van zijn „zeer ge-estimeerde Vriend" betref
fende een publicatie van Le Roy in Mémoires de Mathématique et de Phy
sique, welke in het nederlands vertaald was uitgekomen in Uitgezogte Ver
handelingen, deel 6, p. 407ff. Baster bevestigt Le Roy's waarnemingen en
proeven, „dat het veel waarschijnlijker is, dat deze Vonken leevendige Dier-
1) De uitgever van de Uitgezogte Verhandelingen was F. Houttuyn, boekverkoper te
Amsterdam, bij wie ook het grote werk van M. Houttuyn, Natuurlijke Historie 1761-1785
verscheen. Met M. Houttuyn C1720-±1786), geneesheer te Hoorn, stond Baster vele jaren
in correspondentie.
47