felle zon in zijn tuin hyacinthen- en tulpenbollen te hebben opgenomen, deed zich een oogontsteking (ophthalmia) voor in de vorm van een ulcus serpens corneae. Dit ulcus perforeerde na enkele dagen, waardoor ten gevolge van plotselinge tensieverlaging in het oog een expulsieve bloeding plaats vond, zodat de ooginhoud naar buiten werd gedrongen. Baster doorstond ondrage lijke pijn alsof „Hemel en Aarde verging... zijnde daar van als mijn verstand en zinnen kwijt". Na zes weken waren de oogholte en haar omgeving geheel genezen en kon Baster „zonder het minste ongemak of hinder een ge-email- leerd oog dragen, en het zelve naar alle kanten draaijen en beweegen, zoo dat iemand, die het niet weet, het niet kan merken". 5. Brief van 22 Jan. 1770 aan Te Water: „Zoo Fabritius Théologie de l'Eau [1741] niet vertaald is, zoo denke dezelve het wel waardig. Dog nog meer Lessers Insecto Theologie met de noten van Lyonnet" [1742] (Van Seters, 1962) (fig. 5). Uit brieven van 22 Jan. en 19 Febr. 1770 aan Te Water blijkt, dat Baster reeds voorlopig begonnen was met de vertaling en annotering van het boek van Th. Shaw, Travels, or Observations relating to several parts of Barbary and the Levant, le ed. 1738. Er is ten slotte niets van gekomen, omdat Baster er geen tijd voor kon vinden, want„ik studeere niet als winters s'avonds, dat is, zoo van half October tot half Maart, want hebbe zomers te veel afleijding" en verderop „Dog de tijd zoude mij, schoon ik er alle de avonden van eene winter toe kreeg, veel te kort weezen." Het werk is vele jaren later vertaald (Reizen en aanmerkingen door en over Barbarijen en het Ooste, Amsterdam, 1780) en met aantekeningen voorzien door S. Rau, M. Tydeman, C. Saxe en P. Boddaert. In een brief van 8 Febr. 1772 biedt Baster aan om na te zien de verta lingen van Bergius en Dinkier voor het Zeeuwsch Genootschap „zoo kunt vrijelijk over mij disponeren zoo lang als de donkere avonden mij beletten die in mijn thuijn door te brengen, zoo geeft aan den opperman, die tot anders niet meer bequaam is, maar diergelijken werk". Op 11 Nov. 1772 schrijft Baster aan Te Water: „Ik hebbe de vrijheijd genoomen om de beschrijving van de Echites semidigyna geheel maar te vertalen 1) als of ik die van UEerwde daar niet bij gehad hadde, dat scheen mij best en gemakkelijkst. Geloove wel dat het vertalen daar van UEerwde 1) Deze bijdrage verscheen in 1773: P. J. Bergius, Echites semidigyna, Nova plantae species ex America, cujus descriptionem atque iconem, met de nederlandse vertaling Echites semidigyna, een nieuwe soort van een Amerikaanse plant, in Verh. Zeeuwsch Gen. Wet. deel 3, p. 583-591. In de Lijst van Verhandelingen op p. LXXXVI wordt echter vér- meld, dat het stuk vertaald is door J. W. te Water. 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1967 | | pagina 54