haar zoon Job indiende (Aant. 1). Weesmeesteren hebben daarop toegezegd
om voorlopig voor één jaar 200,bij te dragen.
Intussen was Job als kind aangenomen door zijn oom en tante Toren-
Baster te Rotterdam, die zelf geen kinderen hadden. In deze stad bezocht
hij de latijnse school; bij het verlaten van deze instelling in 1726 stak hij
in de Grote Kerk aldaar een latijnse redevoering af, een lofrede op de ge
neeskunde In laudem medicinae.
Daar men hem met zijn 15 jaren nog te jong vond om aan de universiteit
van Leiden te gaan studeren, werd hij gehuisvest bij een der voornaamste
geneesheren van de stad, Dr Willem Vink, lector in de ontleed-, heel- en
vroedkunde te Rotterdam, van wie hij twee jaar lang voorbereidend medisch
onderwijs in theorie, praktijk en materia medica ontving. Prof. Johannes Jens
onderrichtte hem verder in de studie der klassieken, waardoor hij zich
gemakkelijk mondeling en schriftelijk in het latijn (de wetenschappelijke
taal van die dagen) leerde uitdrukken.
Op 13 September 1728 werd Job als student in de medicijnen te
Leiden ingeschreven1). Hij bezocht de colleges van Herman Boerhaave
(16681738) voor geneeskunde en scheikunde, Willem Jacob 's-Grave-
sande (16681742) voor wis- en natuurkunde, Bernard Siegfried Albinus
(16971770) voor anatomie en Herman Oosterdijk Schacht (16721744)
voor geneeskunde. Hun onderwijs inspireerde Baster tot degelijke studie,
en gaf hem de overtuiging, dat het beter is om zich door proefnemingen te
overtuigen dan om de gapingen der wetenschap door gewaagde gissingen
aan te vullen (Nagtglas, 1875). Vooral van Boerhaave ondervond Baster
veel persoonlijke vriendschap hij bezocht Boerhaave meermalen op diens
buitenplaats Oud-Poelgeest bij Leiden en mocht daar dan de verzamelingen
van planten en dieren bezichtigen.
Ook maakte hij zich vele vrienden onder zijn medestudenten, niet alleen
onder de Nederlanders, maar ook onder de vele, toenmaals te Leiden
studerende buitenlanders. Hierbij kwam zijn uitstekende talenkennis (Baster
sprak latijn, frans, duits, engels, zweeds en italiaans) hem goed van pas.
Op 19 Januari 1731 stonden Weesmeesteren van Zierikzee toe (Baster
was nog steeds minderjarig), ,,dat van Baster's kapitaal en interesten op
de stad 600,verstrekt werd voor de kosten zijner aanstaande promotie
en wat daarvan het gevolg was" (De Vos, 1931, p. 214).
1) Het Album Studiosorum Academiae Lugduno Batavae 1575-1875 Ced. G. du Rieu)
vermeldt voor 1728 (kol. 918) Job Baster Roterodamensis. 20. M. De leeftijd is echter te
hoog, Baster was pas 17 jaar. Daar zijn laatste domicilie Rotterdam was, is deze stad
als plaats van herkomst vermeld.
30