Mocht uit dit gedichtje reeds Zwigtman's voorliefde voor de mythologie
blijken, dit is eveneens het geval met een gedicht getiteld ,,H. K. Poot" ló)
waarin de dichter-landbouwer wordt verheerlijkt„Poot was in Ceres dienst,
Minerva toegewijd"..., alsook met het gedichtje op zijn oudste dochter Sia
Cornelia, in dezelfde almanak opgenomen (zie onder nr. 3, C. Zwigtman).
De Zeeuwsche almanak van 1845 bevat een „Toespraak aan de WelEdele
Heere Mr. A. F. Sifflé bij de beschouwing zijner afbeelding in den Ned.
Muzenalmanak van het jaar 1836", eveneens in dichtvorm.
In 1817 verscheen in Goes: „Zeeuwsche boere-kermis" 17). Dit gedicht
had een bijzondere vóórgeschiedenis. In 1804, toen Zwigtman dus ongeveer
23 jaar oud was, heeft hij het reeds ontworpen, zoals hij dat in zijn voorrede
noemt. Hij vraagt clementie aan de lezer voor zijn niet zeer ontwikkelde
kennis van de dichtkunst, aangezien hij als „bewoner van een Zeeuwsch
eiland, waar de dichtkunst vreemd is" geen opleiding heeft genoten; zijn
opvoeding en onderwijs aan de buitenlieden te danken heeft en zich voor het
overige eigen oefening moest getroosten." Merkwaardig is dat het boekje
is voorzien van een voorrede gedateerd januarij 1811 met een aanvulling van
januarij 1817. Dan meldt hij echter dat in 1811 de toestemming van de
Prefect van het Departement der Monden van de Schelde reeds was gege
ven, doch dat het werkje eerst naar Parijs moest worden opgezonden Dit
geschiedde, maar het is waarschijnlijk tijdens de reis verloren gegaan.
Enigszins ironisch schrijft Zwigtman ...op welke reis mijn sukkeltje, och
arm ellendig verdwaald moet zijn, om reden, dat er sedert dien nooit taal
of teeken van hetzelve is te hooren of te zien is geweest;...". In 1817 komt
dan de nieuwe aflevering uit in een bevrijd Nederland, waarvan Zwigtman
met dankbaarheid gewag maakt.
Het gedicht begint opgewekt met
,,'t Lust mij vrolijk te bezingen
't Kermis-feest der dorpelingen."
Met hoofdletters is druk gestrooid, terwijl de woorden in het Noordbeve-
lands dialect met zgn. Duitse letters werden gedrukt. Het is een uitvoerige
beschrijving van een dorpskermis waarbij kwakzalvers, wafelkramen en
vechtpartijen niet ontbreken 18)
Belangrijker om de historische gegevens die er in verstrekt worden
is het gedicht„Staal van Zeeuwschen heldenmoed of het voorgevallene in
Noordbeveland op den 13 van wintermaand van het jaar 1813." 19) Zwigtman
noemt het zelf dan ook „een kleine bijdrage tot de geschiedenis van onzen
tijd." Op de voorpagina is een gravure afgebeeld welke niet gesigneerd is,
voorstellend tien figuren aan een waterkant met veerhuisje en een stad op
Alexander Franpois Sifflé, 11-5-1801/7-10.1872, was notaris te Middelburg. Hij schreef
verhandelingen, beoordelingen en bijdragen voor verschillende Nederlandse tijdschriften,
alsmede gedichten. Het door Zwigtman bezongen portret was een gravure door
P. Velin. (F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, blz. 629 t/m 632).
14