Cornelia Andriessen, gebore van der Sloot, en Johan
na Engelsz, gebore van Laren" Geslagtregister
Bomme). Reeds twee maal eerder, het laatst op 22
juni 1779 had zij een „Overval van beroerte" gehad
(Dagboek P. Ackermans). Deze school werd in de
Franse tijd tussen 1809 en 1813 opgeheven.
Het Tuchthuis was gelegen ongeveer op de plaats
van het tegenwoordige Huis van Bewaring. Ook dit
was een stedelijke inrichting en werd bestuurd door
vier regenten (Tegenwoordige Staat, 1751, p. 182-
183). Bomme werd in 1769 tot regent benoemd en
was van 1778 tot zijn dood ontvanger-regent (Fok
ker De Man, 1859, deel 1, p. 71-78).
De Assurantie Compagnie te Middelburg werd
in 1720 opgericht en bestond tot 1814. Zij werd be
stuurd door zeven Directeuren, behalve de President,
die een lid der regering was. Zij had ook een boek
houder, bij wie de vergaderingen aan huis werden
gehouden (Tegenw. Staat, 1751, p. 186). Bomme
was Directeur van 1768-1773.
De Commercie Compagnie werd in 1720 opge
richt door een aantal voorname kooplieden, met het
doel de koophandel en de zeevaart te bevorderen.
Zij brachten daartoe het benodigde kapitaal bijeen
en rustten schepen uit voor de vaart op de havens van
de Middellandse Zee, de Oostzee, Frankrijk, Spanje,
Portugal, Noord- en Zuid-Amerika en West-Afrika.
Ook bezat de Commercie Compagnie een werf
(overgenomen van de Oost-Indische Compagnie na
de opheffing in 1795, Paspoort, 1820, p. 208), waar
op haar schepen werden gebouwd, en een lijnbaan.
De Commercie Compagnie werd bestuurd door
acht Directeuren, onder toezicht van enige tien
tallen Hooftparticipanten, uit wier midden er zes
tien aangewezen waren als Commissarissen (Regule-
ment, 1721). Bomme was van 1773 tot zijn dood
een der Directeuren. De vergaderingen werden ge
houden in het Commercie Huis, aan de Balans achter
de Stadswaag (Tegenw. Staat, 1751', p. 186).
Zoals gebruikelijk in die dagen lagen de zakelijke
en de huiselijke belangen van de Directeuren der
Commercie Compagnie niet ver uiteen. In het Dag
boek van P. Ackermans, die in 1786 zelf Direc
teur van de Commercie Compagnie was, komt al
thans een notitie voor, dat hij van 17 Mei tot 9 Juni
van dat jaar „met Oom Bomme (Ackermans was een
zoon van Maria Bomme, oudere zuster van Leen-
dert) en Broeder Kuipers en Vrouw (deze vrouw
was Sara Jacoba Ackermans, een zuster van Pieter
A.) een holls reisje (heeft) gedaan met het oude
jacht van de Commercie Compagnie na Dord,
Gouda, Leyden, Haarlem, Amste(rdam), Utrecht,
Rottd, Dord en Middelb, 9 Juny terug".
Na de Franse Revolutie heeft de Commercie Com
pagnie haar bestaan nog in de 19de eeuw voortgezet,
„zij het moeizaam en met veranderd bedrijf" (Unger,
1951, p. 3). Zij werd in 1889 geliquideerd (Unger,
1966).
Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
als voortzetting van het Genootschap ter bevorde
ring van nuttige kunsten en wetenschappen, werd
opgericht in 1769. Het was toentertijd gevestigd te
Vlissingen, maar werd in de 19de eeuw verplaatst
naar Middelburg. Het Genootschap draagt in grote
trekken nog steeds hetzelfde karakter en streeft de
zelfde doeleinden na als middelpunt van weten
schappelijk gevormden en geinteresseerden in Zee
land. Het bezit verder een bibliotheek (in beheer bij
de Provinciale Bibliotheek van Zeeland) en een
museum (in bruikleen bij de Zeeuwse Museum
stichting sedert 1960).
Van de voorloper van dit Genootschap werd
Bomme lid op 26 Juli 1768 op voordracht van M.
Slabber (brief van 5 Aug. 1768). Hij bood enige
malen wetenschappelijke artikelen van zijn hand aan
ter plaatsing in de Verhandelingen van het Genoot
schap. Deze publikaties worden nader besproken in
het hoofdstuk Wetenschappelijk Onderzoek.
Op verzoek van de redactie van de Verhandelingen
beoordeelde Bomme enkele malen de aan de redactie
ingezonden manuscripten en de ingekomen antwoor
den op prijsvragen van het Genootschap: „De aan
mijn overhandigde Stukken, heb ik geleezen, te wee
ten het Nederduitsche, met tamelijke oplettendheijd,
dog het Fransche slegts oppervlakkig; de matige kun-
digheijd in die Tael, en gebrek aan Tijd, heeft mij 't
naukeurige verhindert" (brief van 8 April 1772).
Zelf zond hij in 1786 een concept-prijsvraag in (brief
van 22 Aug. 1786); het onderwerp is niet bekend.
Ook correspondeerde hij met verscheidene mede
leden, o.a. met Job Baster te Zierikzee (Bomme,
1771, p. 280). Op 23 Oct. 1784 schreef J. A. van de
Perre van Nieuwerve aan Bomme over een organis
me, dat schade deed aan de goudvissen van Van de
Perre: „over 2 a 3 waterinsecten gevonden op de
schubben, vinnen, staart, kiemen van twee onzer
goudvisjes 3) de vinnen scheenen er door ge-
consumeert te worden, zo wel als de staerten, het
goudgeel der schubben wierd minder en bleeker en
het geheele visje scheen er van te quijnen en meer
22