/^y orf ri/j fri a. a.t~ <j C'd&r? n a*-
/lsl~ o)trrill.
O $XL+Z*rxj e^rty &cC> Jmj £orr
mie JL a.&£*-~ AlJl/lrti
2^>>
7yc »-
Fig. 2. Handschrift en handtekening van Leendert
Bomme. Handschriftenverzameling van het
Zeeuwsch Genootschap. Foto Documentatie
centrum Zeeuws Deltagebied.
vermeldde Bomme bijzonderheden over hun gedrag
en gaf hij figuren.
Van de Zee-raderdiertjes onderscheidt hij twee
soorten, één met twee radertjes en één met vier ra
dertjes. De beschrijvingen en afbeeldingen zijn ech
ter te weinig nauwkeurig om de soorten met zeker
heid te kunnen identificeren. Vermoedelijk behoren
beide tot het geslacht Synchaeta.
Als laatste vondst behandelt hij in deze publicatie
een eiertros van een „Zeekatje", welke hij op 6 Juli
1771 aan het Walcherse strand vond. De tros be
stond uit „verre over de tweehonderd druif- of bes-
gelijkende lichaamen, van een lil- of slijmachtige
gesteldheid, ieder bes omringd van een taai vlies,
van boven eindigende in een steeltje of staartje, waar
door alle de bessen zich verenigden aan een door
gaanden taaijen band, welks einden zich te samen
hechteden, en dus een ronden krans maakten... zijn
de wel ruim zes duim in middellijn, en was deze ge-
heele tros vast aan een takje houtrijs" (p. 312-313).
Uit de verdere, zeer nauwkeurige beschrijving en
afbeeldingen valt te concluderen, dat het hier een
legsel betrof van de Grote pijlinktvis, Todarodes
sagittatus. De maten (30 x 10 mm) en de gedaante
der kapsels, de doorzichtigheid van elk kapselvlies,
het aantal eieren (12-14) per kapsel en het voor
komen van talrijke kapsels in een lange smalle band
van ruim 15 cm lengte, welke pelagisch in zee drijft,
wijzen op de genoemde soort. Eierkapsels van Toda
rodes sagittatus zijn slechts zelden waargenomen.
Derhalve zijn de vondst en de beschrijving door
Bomme van bijzonder wetenschappelijk belang.
In 1778 verscheen Bomme's vierde publicatie
(Bomme, 1778a). Reeds in 1759 en 1760 was ei
schade gemeld, veroorzaakt door boormosselen, aan
26