„draayende die zeer vlug in alle richtingen, zoo aan
wederzijden als recht opwaarts, ja zomtijds, wan
neer het ter beschouwing, met wat weynig water op
een glaasje gelegd was, de armen naar boven over
zig heen, en in elkander slaande, en zich geheel
daar mede bedekkende als of het de beschouwing
wilde verhinderen". Vermoedelijk betreft het hier de
Geschubde slangster, Amphipholis squamata. Hierbij
is een originele tekening van het gehele dier en een
vergrote van een der armen.
e) Over de „Zee-ster of Zee-zon met klaverblad-
gelijke geleedingen als wervelen opeen gevoegd", ge
vonden op 30 November 1771, „geslingerd tusschen
eenige Alcyoniën". Naar de beschrijving en de bij
gevoegde originele tekening te oordelen hebben wij
te doen met de Brokkelster, Ophiothrix fragilis. Ook
hiervan beschreef Bomme de karakteristieke bewe
gingen: „De beweging der armen is zeer swaayende
en kronkelende, gelijk hier in de vergrootte afbeel-
dinge vertoond wordt. Somtijds heft het diertje zich
op, steunende op de uiterste enden der armen; het
slingert zich aartig om de Alcyonia, dog tegen het
glas konde het niet opkruipen. Het is mede zeer
broos, en verloor in de behandelinge verscheyde
leeden" (Fig. 3).
f) Over een „Spons", gevonden op 3 September
1773 aan het strand bij Oostkapelle. Deze had „eene
stamme met ruim 19 takken, desselvs geheele lengte
was 10 duimen, en de breete 5 a 6 duimen, eenig-
zints wayerachtig". Dit is zonder twijfel de Brood
spons, Halichondria panicea, hetgeen ook blijkt uit
de twee originele tekeningen, een gekleurde en een
ongekleurde (Fig. 4).
g) Over de „Steenworm of Pholade" (Zirjaea
crispata). De tekst omvat twee ontwerpen voor de
gedrukte verhandeling (Bomme, 1778a). De defini
tieve vorm verschilt echter van deze handschrift
bladzijden. Er zijn bijgevoegd twee afdrukken van
de plaat der gedrukte verhandeling, één zonder en
één met de opschriften. Bovendien is er nog een
gekleurde originele tekening van de boormossel in
de steen (Fig. IA van de plaat) (zie ook noot 8).
h) Over „Polypen", omvat vele bladzijden tekst
met aantekeningen over zijn waarnemingen aan hy-
droidpoliepen. Het is moeilijk om er een geregeld
betoog in te ontdekken: soms zijn het dagboek-aan
tekeningen, soms een ontwerp voor een publicatie.
De Incarnaat-poliep (Bomme, 1771) wordt behan
deld, en ook diverse thecate poliepen. Er blijkt nog
maals uit dat Bomme zelf veel verzamelde en thuis
(op Burgvliet) zijn vondsten opkweekte, observeerde
en er aantekeningen over maakte. Het zijn dus alles
eigen waarnemingen. Ook deed hij proeven met
Tubularia, de Incarnaat-poliep om te zien of er na
geheel of gedeeltelijk afsnijden van poliepen-kopjes
weer nieuwe aangroeien. Deze proeven verrichtte hij
naar het voorbeeld van A. Trembley, 1744, Mémoi
res pour servir a l'histoire d'un genre de polypes
d'eau douce. Hierbij zijn 15 bladen met originele
tekeningen gevoegd.
i) Over „Waarnemingen in de Natuurlyke Histo
ry". Dit zijn aantekeningen uit 1769 en 1770 in dag
boekvorm, o.a. over de Incarnaat-poliep, het Ge
kuifde zeeslakje, het Geknodsde zeeslakje, een ma
gere zeespin (Nymphon of Phoxichilidium)zoet
water-poliepen, kokerjuffer, soldaatkrab (een Pagu-
ride) in de horen van een Wulk, begroeid met Ruwe
zeerasp (Hydractinia echinata)kleine stompe vijf
hoek (zie onder c), zeer jonge mosseltjes op hydro-
identakjes, zeeanemoon, zoetwatermossel, zeeslakje
met „stergelijke vederbos of plumaadje op de stuyt".
Bijgevoegd zijn verscheidene originele tekeningen,
waarvan enkele gepubliceerd werden in Bomme's
gedrukte verhandelingen.
j) Ten slotte bevat deze Bundel een 9-tal bladen
met schetsen en tekeningen van dieren, welke noch
in de gedrukte publicaties, noch in de manuscript
aantekeningen zijn genoemd. Met voorbijgaan van
vijf onbelangrijke bladen verdienen vermelding 1)
een blad met een mijt (misschien Gamarus halleri) en
een weegluis, 2) een blad met een kabeljauwluis
(Aega psora), een walvisluis (Cyamus ceti), een
kalkoenenluis (Pediculus meleagris) en een dikpoot
(Talitrus saltator), 3) een rups van de Krakeling
(Diloba caeruleocephala) geparasiteerd door een
sluipwesp, en 4) een insectenlarve.
De afbeeldingen van de bladen 1 en 2 zijn iden
tiek met resp. die op pl. 100, fig. 3 en 1, op pl. 99,
fig. 8 en op pl. 106, fig. 6, 4 en 1 in deel 13 (1769)
van Houttuyn, Natuurlijke Historie... der dieren,
planten en mineraalen volgens het samenstel van den
Heer Linnaeus. Het is bekend uit Bomme's publi
caties dat hij, Bomme, met Houttuyn in verbinding
stond, en dat brengt ons tot de vraag: zijn de teke
ningen van de genoemde bladen in de Bundel Leen-
dert Bomme door Bomme nagetekend van de platen
in Houttuyn's werk, of zijn het de originelen voor
de gravures van de Natuurlijke Historie, door Hout
tuyn aan Bomme afgestaan?
3