Overlijden en Nalatenschap Bomme overleed op 20 Maart 1788. In het Dag boek van P. Ackermans komt op deze datum de volgende notitie voor: „Overleden onzen Waarden Oom Leendert Bomme, eige Br. van mijnne Moe der, een Man, min of meerder ervaren in veele Wetenschappen (meest door eigene Oeffening) die zig in veele posten had zoeken nuttig te maken, zijnde Lakenkoper, Diakn Ouderling der Neds kerk, voormaals Directr van de Assur. Co., nog Directr van de Com. Comp. Regent van 't Tuchthuis, Naay Schl, Secrets van 't Teekn Acad. en Physica. Oud 61 Jaaren. Zeer geacht!" Na Bomme's overlijden werden zijn boeken, in strumenten en verdere verzamelingen verkocht (Ca talogus, 1788; Openbare verkopingen, 1788). Het Zeeuwsch Genootschap kocht enige voorwerpen (Vernhout, 1919, p. 105). Uit de titel van de veilingcatalogus blijkt reeds wat er te koop werd aangeboden. Onder de Hoorns, Schulpen en Zeegewassen (p. 112-113) bevond zich een Grotwerk van Hoorns (no. 32), hetgeen herin nert aan de tamelijk verbreide liefhebberij van die tijd om dergelijke mozaïeken en grotten samen te stellen (Van Benthem Jutting Van Hoorn, 1967, p. 34). Aan Bomme's belangstelling voor natuur- en sterrekunde herinneren in de afdeling Instrumenten de nos 56-59 „Een Tellurium met zijn toebehoren, Een Jovilabium, Een Saturlabium, en Een koper Planetarium, alle door den Overledenen saamge- steld". Onder de „Natuurkundige en Medicijnsche" werken vinden wij de bekendste boeken uit die tijd, zoals Merian, Swammerdam, Rumphius, Dodonaeus, Trembley, Adanson, Slabber, Baster, Pallas, Leeu wenhoek, Vincent, Martinet, Sellius, Goedaert enz. Hij bezat ook vele delen van de Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, het Bata- viaasch Genootschap, het Bataafsch Genootschap en van Teylers tweede Genootschap zonder dat hij van deze instellingen lid was. Het wapen der familie Bomme bestaat uit een schild van azuur met een hoofdstuk van zilver. Op het schild komen drie gouden onthoofde palingen voor, paalsgewijs geplaatst; op het hoofd drie schuingeplaatste bommen van keel, zonder hand vatten (geciteerd naar Smallegange, 1696 en Riet stap, 1884). Bij het bestuderen van de natuurhistorische ge schriften van Leendert Bomme is men onwillekeu rig geneigd zijn werk te vergelijken met dat van zijn iets oudere tijdgenoot Job Baster (1711-1775). Bei den bestudeerden de hoofdzakelijk ongewervelde land- en waterdieren uit hun omgeving in de pro vincie Zeeland; beiden verrichtten hierin in som mige opzichten pionierswerk. Het moet echter erkend worden, dat Baster de brillantste van de twee is. Zijn werk staat duidelijk op academisch niveau, en munt uit door grote be lezenheid, dieper indringen in de wetenschappelijke vraagstukken en philosophische benadering van de problematiek. Vergeleken met Baster zou men Bomme een se rieus amateur kunnen noemen. Zijn onderzoek, hoe nauwkeurig ook, dringt minder door in de diepte. Daar staat tegenover, dat Bomme's aandacht zich meer in de breedte richtte, getuige zijn werkzaam aandeel in verscheidene maatschappelijke en weten schappelijke instellingen, gelijk hierboven werd ge schetst. Voor velerlei medewerking van instellingen en personen ben ik veel dank verschuldigd aan: Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middel burg (Mr W. D. de Bruine); Provinciale Bibliotheek van Zeeland, Middelburg (Mr W. D. de Bruine, M. P. de Bruin, P. J. Aarssen)Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden (Dr L. B. Holthuis); Rijksarchief, Middelburg (Dr P. Scherft, Jhr Mr G. F. Sandberg)Prof. Dr J. Heimans en H. Kleyn, Amsterdam; Dr G. Barendrecht, Amsterdam; Artis Bibliotheek, Amsterdam (Drs P. Tuyn); Zoölogisch Museum, Amsterdam (Dr S. van der Spoel). 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 30