200 jaar monumenten van bouwkunst in Zeeland door C. A. van Swigchem Wat verdween en wat behouden bleef voor het heden en voor de toekomst De streek waarin wij wonen en de gebouwen van stad en dorp vormen onze dagelijkse omgeving. Hoe wel het moeilijk precies valt te zeggen welke beteke nis hun uiterlijk heeft, zowel voor de enkeling als voor de gemeenschap, kunnen wij veilig aannemen, dat de invloed, die de natuurlijke en de gebouwde omge ving op ons hebben, in allerlei opzichten zeer groot is. Zowel op het gebied van de natuur als op dat van de architectuur heeft Zeeland vanouds veel te bieden. Dat het landschap in ons vlakke gewest van zeegaten, duinen, dijken, polders en kreken zeer karakteristiek is, behoeft weinig toelichting; maar ook wanneer wij ons bepalen tot het terrein van het bouwkundig mi lieu, valt het niet moeilijk, de waarde aan te tonen van hetgeen de provincie oplevert. Zij is nog altijd in het gelukkige bezit van vele monumenten; dit on danks het feit, dat er heel wat moois is verdwenen. Vele verliezen In de twee eeuwen die direct achter ons liggen heeft Zeeland veel eerbiedwaardige gebouwen verlo ren. We merken er weinig van, dat het in 1769 op gerichte Zeeuwsch Genootschap, dat toch ook een ge nootschap is van „Kunsten", zich daar erg om be kommerd heeft; zeker niet in de eerste helft van zijn bestaan. Wij kunnen dit constateren als wij de in houdsopgave nakijken van de Handelingen en de Nieuwe Handelingen. Ermerins eerst en Ab Utrecht Dresselhuis later leveren enkele bijdragen op histo risch gebied, maar de blijken van interesse voor de staat waarin de monumenten van architectuur ver keren zijn allerminst veelvuldig, en dat is nog euphe- mistisch uitgedrukt. Slechts Mr. Jacob Verheye van Citters (1753-1823) was zijn tijd vooruit. Hij liet oude schilderijen en afbeeldingen die hij ergens aantrof copiëren als hij ze van belang achtte voor zijn kennis van de oude bouwkunst en hij gaf opdrachten aan kunstenaars als T. Verrijk en J. H. Reygers om graf stenen en grafmonumenten in de Zeeuwse kerken in tekening te brengen (1). Zelf kon hij ook met het potlood overweg en in zijn prentenverzameling zien wij verschillende eigenhandige schetsjes waaruit zijn belangstelling voor de geschiedenis van de Zeeuwse bouwwerken naar voren komt. In 1863 verwierf het Zeeuwsch Genootschap zijn Atlas Zelandia Illustrata. Hiermee kwam het in het bezit van een prachtige topografische collectie. Dat de interesse voor de geschiedenis van de monumen ten in de kring van het Genootschap inmiddels was gegroeid blijkt ook uit de inhoud van het sedert 1856 verschijnende Archief, waarvan de eerste delen ver scheidene bijdragen bevatten over oude gebouwen in Zeeland. De belangstelling is in de tweede helft van de 19de eeuw ook niet meer alleen historisch. In en buiten Zeeland worden de pleitbezorgers voor het behoud van de Zeeuwse monumenten steeds talrijker en in vloedrijker. Het is opvallend, welk een belangrijke factor, als er tot actie wordt overgegaan, het optreden van één enkele persoon kan vormen. In dit verband verdient allereerst vermelding de grote monumentenredder Victor de Stuers (2). Door zijn tussenkomst bleef de gevangentoren (Westpoortstoren) te Vlissingen be houden. Het gotische huis te Sluis werd door hem met privé middelen gered, en later, in 1932, door mevrouw Gatacre-De Stuers geschonken aan de Ver- 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 34