was gelukkig onuitgevoerd gebleven (4). De ver andering van mentaliteit blijkt in de beginjaren van de 20ste eeuw duidelijk, niet alleen in Middelburg, waar in 1970 werd opgericht de Vereeniging tot instandhouding van oude Gebouwen, en in 1912 de Vereeniging tot instandhouding van Walcherens Natuur- en Stedenschoon, maar ook door gelukkige gebeurtenissen elders, zoals het behoud van de stadsfontein te Veere en van de Ned. Herv. kerk te Oud-Vossemeer. Het is, voor wie achteraf de zaken in perspectief kan overzien, des te meer te betreuren dat de ge meenten, nog juist voordat de nieuwe inzichten baan braken, onverdroten de weg hebben bewandeld van de minste weerstand en het ene gewichtige monu ment na het andere hebben gesloopt. In hetzelfde Middelburg waarin De Stoppelaar, De Stuers en Frederiks hun acties ontplooiden, waren kort te vo ren talrijke monumenten gesneuveld: de belangrijke Vlissingse poort, daterend uit 1596 en 1635, werd in 1868 afgebroken in verband met de nieuwe kanaal- aanleg; de Dampoort verdween in 1874, „om de onderhoudskosten te besparen" (e); het Accijnshuis aan de Dam, een gebouw met een in 1550 recht streeks uit Brussel aangevoerde siergevel met dubbele top, is in 1879 geslecht als gevolg van „vandalisme", gepleegd door de Gemeentebouwmeester J. H. Will (d) (nadat het gebouw in 1862 al was gemoderni seerd door de gemeentebouwmeester Krijger als IJk- kantoor); het beroemde, uit de eerste helft van de 16de eeuw stammende huis van Adolf Hardinck in de Lange Delft, (in 1582 gekocht door Prins Willem van Oranje), werd in 1883 vervangen door „een on- ogelijk schoolgebouw" (d); tenslotte moest in 1882 de Wisselbank in de Giststraat, een gebouw met een uitzonderlijke klassicistische gevel, plaats maken voor een bouwsel met een onbenullige en detone rende facade, dat eerst als school heeft gediend en later als politiebureau. Dit alles gebeurde in één stad in een periode van 15 jaar (5). Het laat zich dan ook denken hoe omvangrijk de lijst is voor heel Zeeland over de laatste 200 jaar. In 15 steden, stadjes en versterkte plaatsen verdwenen de poor ten, wallen of fortificaties. Niet minder dan 25 fragmenten van middeleeuwse bouwwerken of ruïnes van historische betekenis werden opgeruimd. Om streeks 150 kerken, kastelen, raadhuizen, doelens, waaggebouwen en andere monumenten van geschie denis en kunst sneuvelden. Ongeveer 130 buiten plaatsen van oudere en jongere datum ruimden het veld. Natuurlijk zijn niet alle verliezen veroorzaakt door nonchalance en gebrek aan belangstelling. Oorlogs handelingen, brand en watersnood hebben een be langrijke tol gevraagd. Ook heeft een werkelijk ge brek aan financiën een grote rol gespeeld, vooral in de eerste helft van de 19e eeuw. Van een arme pe riode mag men niet dezelfde zorg voor de monu menten verlangen als van een rijke. Sommige catego rieën van monumenten verloren hun oorspronkelijke bestemming, zoals de stadswallen en later de stads poorten, toen in 1865 de stedelijke accijnsen wer den opgeheven. Er is meer; wie de moeite neemt na te gaan, om een voorbeeld te noemen, hoe het stadje St. Maartensdijk, dat op het einde van de 18de eeuw nog in het bezit van zijn stedelijke ka rakter was, in de loop van een halve eeuw verviel tot een dorp, en hoe het naburige, zoveel grotere, Tholen bijna hetzelfde lot onderging, zal merken dat naast zuiver economische omstandigheden ook staatkundige, hier een rol hebben gespeeld, n.l. de verandering in de politieke status van de stad en haar voornaamste families. Laatstgenoemd feit heeft ook invloed geoefend op het lot van vele buiten plaatsen, die onderhouden werden door rijke families uit het stedelijk patriciaat. Naarmate meer plaatsen geraakten in handen van één eigenaar, die dan nog soms buiten Zeeland gevestigd was, verdween de ratio om ze als zodanig in stand te houden; het goed bleef slechts gehandhaafd als boerderij en de bossen en de aanleg werden veranderd in rente- gevend bouwland. Zo waren er talrijke redenen van verontschuldi ging voor de slopers. Niet genoeg echter om ons met het verlies van zovele gebouwen te verzoenen. Daarvoor zijn de bewijzen van onverschilligheid, ja zelfs van vijandigheid ten opzichte van het oude cultuurgoed te talrijk. Onverschilligheid, niet alleen van de eigenaren, voor wie ook vaak de zakelijke belangen in een andere richting drongen, maar niet minder en vooral van de publieke opinie. Hoe heeft deze zich geuit, toen Zeeland van Vossemeer tot aan Cadzand in de loop van twee eeuwen hele reeksen van belangrijke gebouwen verloor? Bouwwerken, die bepalend waren voor de identiteit van hun omge ving, door welker verlies steden en dorpen werden gedegradeerd en verarmd, en landschappen ont luisterd. 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 36