Afbeelding 2 Stad Tholen, Oud-Vosmeersche poort en Kruittoren. Potloodtekening, z.n., z.j., Zei. 111. Het is niet precies duidelijk hoe wij ons de situatie topografisch moe ten denken. Vgl. de plattegrond van Tholen door D. W. C. Hattinga, afgebeeld in de Tegenwoordige Staat (Deel XX, 1753). Verliezen op Tholen De stad Tholen (a), om daarmee ons akelig over zicht te beginnen, verloor haar poorten en tevens een aantal defensiegebouwen, zoals een kruittoren bij de Dalemsche poort, gesneuveld in 1816, en het Lands- magazijn, afgebroken in 1835. De haven verdween in 1826 uit het stadspatroon en het Molenvliet in 1833, het jaar, waarin de op eb en vloed werkende getij watermolen (waarschijnlijk de laatste in Nederland) werd gesloopt. Al eerder was het oude weeshuis afgebroken (1817) en waren de v.m. vleeshal en waag, later verbouwd tot Franse kerk (b), geamo- veerd (1819) om plaats te maken voor de R.K. kerk van O.L. Vrouwe Hemelvaart. Zo verloor het stadje in enkele jaren, op het raadhuis na en behalve de aarden wallen en de Grote Kerk, al de uiterlijke kentekenen van zijn stedelijke waardigheid (a). In St. Maartensdijk (a en b) gebeurde hetzelfde door de sloping van de stadsmuur en de poorten, maar bovenal door de ondergang omstreeks 1820 van het belangrijke Hof te Maartensdijk, dat eeuwenlang het karakter van de plaats als kasteelstadje had bepaald. Ook in de dorpen op het eiland zijn verliezen te betreuren (a): in Poortvliet verdwenen het recht huis, een gebouw waarvan de trappenpui voorzien was van wapenleeuwen, en de ruïne van het kasteel Poortvliet. In St. Annaland sneuvelde een middel eeuwse kerk. Stavenisse verloor een kerk (in 1910), een slotje, en een rechthuis (6), alles uit de 17de eeuw. In Oud-Vossemeer werd in 1900 de sloop overwogen van de uit 1542 stammende N.H. kerk, maar de afbraak werd gelukkig op het laatste mo ment nog afgelast 7 Verliezen in Schouwen - Duiveland Wanneer wij oversteken naar Duiveland en Schou wen wordt het beeld niet rooskleuriger. Bruinisse (a) verloor de oude kerk met toren, alsook het oude dorpshuis en een gasthuis. Vlak buiten het dorp werd in 1802 het Hof van Bruinisse afgebro ken, een buitenplaats met in het park een hoog pla teau boven zeedijksniveau met een koepel van waar uit men een prachtig uitzicht had over de omrin gende polders en zeegaten. In Oosterland (a) ver dwenen zowel de ruïne van het huis Oosterstein als het Huis Oosterland, dat, zoals zoveel huizen in Zeeland op het platteland en in de steden, boven op het dak voorzien was van een omloop en een uitzichtstorentje. Ook de kern van het plaatsje werd ontluisterd; daar vond men in de vorige eeuw aan het Marktveld, behalve het dorpshuis uit 1740, met daktorentje, een „beursje" met vier Bentheimerko- lommen. Dit galerijtje vormde een soort van over- heidsgebouwtje in zakformaat, waarvan menig dorp in Zeeland voorzien is geweest. In Nieuwerkerk werd in de tweede wereldoorlog de toren opgeblazen even als in Ouwerkerk, waar met de toren ook de kerk te gronde ging. Ook Sir Jansland (a) raakte zijn oude kerk kwijt. In Dreischor werd de kerk om streeks 1870 verknoeid, daar de zuidbeuk „quasi- grieksch" vernieuwd tot school werd ingericht (d); een dergelijke inbreuk, die bij heel wat meer Zeeuwse kerken plaatsvond, kon door een latere restauratie ongedaan gemaakt worden. Voorgoed 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 37