sloping in 1857 van de uit 1500 daterende kerk
van Arnemuiden (20); die van de middeleeuwse
kerk, met toren, van West-Souburg in 1833, die van
de 17de eeuwse kerk van St. Joosland en de algehele
verminking in 1833 van de 17de eeuwse kerk van
Kleverskerke, tenslotte definitief gesloopt in 1861.
Het belangrijkste van alles was echter de vernieti
ging door brand van de grote, 15de eeuwse, kerk te
Westkapelle in 1831 (21); in dezelfde plaats ging in
de oorlog ook de „nieuwe" dorpskerk van 1834 ten
onder.
Twee raadhuisjes van belang gingen op Walcheren
verloren, n.l. te Arnemuiden een renaissancegebouw
dat in 1863 afbrandde, en in de tweede wereldoor
log dat van Westkapelle een typisch klassicistisch
bouwwerkje uit 1784 met natuurstenen gevel. Een
bouwwerk van bijzondere aard was de Middelburgse
kruitmolen De Grenadier aan de Noordzijde van de
Oude Haven, in 1802 verkocht en tot hofstede ge
worden (b), in onze dagen definitief verdwenen.
De verkoop voor sloop van de vele Middelburgse
zaagmolens onder Nieuwland vond plaats in 1860
(b). Een monument op het Walcherse platteland
uniek in zijn genre was de St. Willebrordusput, die
in Zoutelande recentelijk moest verdwijnen.
Verliezen in de Walcherse steden
Het behoeft overigens geen betoog, dat de belang
rijkste verliezen op Walcheren geleden zijn in de
steden. Deze gelden, althans Veere en Middelburg,
ook nu nog als belangrijke monumentensteden, maar
zij zouden dat nog veel meer zijn indien de laatste
twee eeuwen minder drastisch opruiming hadden ge
houden onder de voornaamste gebouwen.
In het begin van de vorige eeuw bezat Veere (a)
nog de Warwijcksepoort uit 1470 en de Zanddijkse-
poort van 1652, beide voorzien van een brug met
zes gemetselde bogen en een ophaalbrug. Het eerst
genoemde poortgebouw sneuvelde in 1847, het laatst
genoemde in 1843. Het belangrijke Landsarsenaal
of Zeemagazijn aan de Noordzijde van de haven,
in het midden van de 16de eeuw gebouwd, in ver
binding met een oudere, midden 14de eeuwse ves
tingtoren, voorts in 1637 vergroot met een stape-
lierswoning, werd voor sloop verkocht in 1885, hoe
wel in 1874 door de minister van Financiën was
toegezegd dat dit niet zou gebeuren (c en d). De
ernaast gelegen scheepstimmerwerf met stenen toe
gangspoort was al in 1811 verdwenen, evenals in
1820 de uit 1503 daterende Montfoortse toren. An
dere gebouwen, die hun plaats in het stadsbeeld
open lieten, zijn het fabriekshuis (stadstimmerhuis)
bij de Fontein (de Fontein of stadsbron zelve werd,
evenals de Grote kerk en de z.g. Schotse huizen, op
het nippertje gered (22), de waag in de Korte Oude
Straat, de Grote Kraan op de kaai, alsook, tenslotte,
het Gildehuis annex vleeshal aan de Oost
zijde van de Markt. Volledigheidshalve dient dan
nog vermeld het verlies in 1800 der laatste res
tanten van het middeleeuwse Huis Laterdale (b),
van het Lutherse kerkje, gesloopt in 1836, en van
het Arm- en Gasthuis uit 1594, in 1819 te koop aan
geboden in de Middelburgsche Courant (b).
De ramp die Middelburg in 1940 trof ligt nog
zo vers in het geheugen, dat het overbodig lijkt de
verliezen op te sommen die de stad toen geleden
heeft. Toch zijn, als de rekening wordt opgemaakt,
de verliespunten van voor en na het bombardement
niet minder belangrijk en talrijk (a en b). De in de
Lodewijk XVI stijl gebouwde hameipoorten behoren
ertoe n.l. de Noordpoort uit 1798, de Zuiddampoort
uit 1785, afgebroken in 1842, de Seispoort uit 1793,
afgebroken in 1845 en de Langevielepoort uit 1791,
afgebroken in 1865. Zij verdwenen uit het stads
beeld, evenals de Segeerspoort, afgebroken in 1844
en haar eerbiedwaardige soortgenoten de Noorddam
poort en vooral de Vlissingse poort. De laatste was
een architectonisch belangrijke schepping uit het be
gin van de 17 de eeuw, bekroond door een toren
met carillon, en gekenmerkt door interessante de
tails, zoals 61 kardoezen met individueel gebeeld
houwde koppen. Het gebouw ging verloren, met een
gedeelte van het Vlissingse Wagenplein, bij de aan
leg van het Kanaal door Walcheren, tevens nieuwe
haventoegang voor Middelburg. Er valt echter mel
ding te maken van veel meer verliezen dan alleen
de poorten. In het centrum van de stad werd een
achter de marktwand gelegen gebouw, dat tijdenlang
de zetel was geweest van de Rederijkers, in 1816
geslecht (b). In 1823 werd de uit 1526 daterende
waag op de Balans afgebroken. In 1827 is het uit
1526 daterende Gravesteen op de Burg voor afbraak
verkocht en in hetzelfde jaar werd het belangrijkste
deel van de kloostergang in de Abdij afgebroken.
Het uit 1642 stammende Werkhuis werd in 1823 tot
gevangenis verbouwd en later afgebroken. De „Arm
school van Grijpskercke", een nog uit de 16de eeuw
stammende fundatie in de St. Jansstraat, werd om
streeks 1830 geslecht. In 1841 verdween de Crimi-
44