oude buiten wonen, deels hun oorsprong vinden in de badplaatsen-cultuur. Deze laatste heeft, vanaf het Domburgse en het eerste Vlissingse Badhotel tot aan het Wooldhuis vlak voor de oorlog en het tweede Brittannia na de oorlog aan de Vlissingse boulevard gebouwd, nog mee van de beste troeven in handen. Wij willen dit overzicht, dat speciaal voor wat de laatste decennia betreft, bepaald niet volledig of representatief genoemd mag worden, niet besluiten zonder melding te maken van de hoopvolle nieuw ste perspectieven, die verband houden met de jong ste economische ontwikkelingen en de opneming van de provincie in groter verband door het Deltaplan. In het Zeeland van onze dagen is aangetoond met de Oosterscheldebrug, met de veerhaven van Bres- kens en enkele bedrijfsgebouwen als technische con structies, als ook met de „Zilveren Schor" als re creatief gebouw van specifieke aard, dat er nog vele mogelijkheden zijn om in de komende tijd aan de provincie architectonisch een nieuw gezicht te geven. Indien men erin zal slagen dit tot stand te brengen en daarbij tegelijk de oude waarden te re valideren en tot haar recht te laten komen, het één in goede harmonie met het ander, zal duidelijk kun nen worden dat Zeeland een leefmilieu kan bieden dat door weinig andere streken in ons land kan worden geëvenaard. Uitgangspunt zal dan in de eerste plaats dienen te zijn dat wij een goed besef hebben van de betekenis die de bestaande oude be bouwing in dit verband voor ons heeft. Wij willen thans dan ook nog een ogenblik daarop onze aan dacht richten. Restauratiewinst Als algemene opmerking vooraf mag gesteld wor den, dat de oude gebouwen die tot nu toe alle stor men en tegenspoeden overleefd hebben, in allerlei opzichten geprofiteerd hebben van de grote vooruit gang in belangstelling voor de oude bouwkunst en in restauratietechniek. Uiteraard brengt iedere restau ratie een zeker verlies aan authenticiteit met zich mee, maar men behoeft slechts de foto's van onze grote monumenten in ongerestaureerde toestand een eeuw geleden te bekijken, om te beseffen, dat er ook sprake is van een enorme restauratiewinst (35). Elke generatie sedert 1880 heeft een bijdrage geleverd naar eigen inzicht en kunnen. Uit iedere periode val len gelukkige en minder geslaagde voorbeelden aan te wijzen. Indien wij ons echter serieus verdiepen in de arbeid van hen, die omstreeks 1900 de Abdij in Middelburg restaureerden, omstreeks 1925 de Maria Magdalenakerk te Goes of omstreeks 1955 het raadhuis te Sluis om uit iedere periode slechts één voorbeeld te noemen kunnen wij niet anders dan met dankbaarheid vervuld zijn over hetgeen hier is verricht. Het behoeft hier geen nadere toelichting dat de oorlogsgebeurtenissen 1940-1945 eerst en de waters noodramp van 1953 daarna de noodzaak van vele herstellingen met zich mee hebben gebracht en dat er mede daardoor in de laatste decenniën in Zee land veel is gerestaureerd. In onze erkenning dient voor deze periode en dat zal hopelijk in de toekomst in steeds sterkere mate het geval zijn ook het element van de stede- bouwkundige verzorging te worden betrokken. De discussie over de wederopbouw in Middelburg is uiteraard nog niet afgesloten en zal dat ook nooit worden. Dat er evenwel bijzonder veel valt te waar deren in de homogeniteit welke toen is nagestreefd, en de bescheiden aanpassing in karakter aan het overgeblevene en het traditionele, valt m.i. niet te ontkennen. De prestaties, niet alleen in Middelburg, maar ook in plaatsen als Sluis, Oostburg, Schoondijke en Westkapelle hebben ongetwijfeld verdienste, in dien men ze beoordeelt naar de tijd waarin ze tot stand kwamen en het milieu waarvoor ze dienden. Het valt te hopen dat juist de stedebouwkundige verzorging en de zorg voor de welstand nog sterk zullen toenemen om de positie van de grote monu menten en de belangrijke groeperingen, meer dan nu nog het geval is, veilig te stellen. Nog al te vaak worden grote geldsommen, aan restauraties besteed, van hun rendement beroofd door wat er in de om geving gebeurt. Voorbeelden van dergelijke gevallen zoals de Middelburgse Courant op 17 december 1938 gaf in een „Bijblad gewijd aan de ontluiste ring van stad en land in Zeeland" kunnen nu even goed als toen worden aangevoerd. Het zou zinloos zijn om opmerkingen hierover te gieten in de vorm van een aanklacht, aan het adres van wie dan ook. Niet alleen de verdwijning uit het gezichtsveld tel kens weer van vele goede oude gebouwen, als met name ook het steeds meer gaan mankeren van even wicht en harmonie in onze gebouwde omgeving zijn verschijnselen die bij onze tijd horen. Zij doen zich overal voor, niet alleen in Zeeland of in Neder land. Zij hebben zeer gecompliceerde achtergronden. 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 56