Afbeelding 16 Plattegrond van de v.m. St. Janskerk te Sluis. Teke ning z.n., z.j. (begin 19de eeuw), Zei. 111. De uit de tweede helft van de 14de eeuw daterende, aan Jo hannes de Doper gewijde kerk brandde af op 16 sep tember 1811. De ruïne werd in 1823 definitief ge slecht. De kruiskerk, van ongeveer dezelfde omvang als de St. Lievensmonsterkerk te Zierikzee, had een geheel ander karakter dan deze. Zij was basilicaal; bezat een aanmerkelijke Westpartij (bestaande uit toren, zijkapellen en voorportaal), zware viering pijlers (ongetwijfeld mede bedoeld om een viering- toren(tje) te dragen), maar geen kooromgang of koorkapellen. 1860-1870 iedereen dat de v.m. stad ten dode was opgeschreven (40)... „nog herinner ik mij de een zame grachten en straten, waar, in den letterlijken zin, het gras tusschen de steenen groeide en geen voetstap weerklonk; die akelig vervallen, ledig- staande huizen, waaruit dood en ellende U schenen tegen te grijnzen; nog, dat voorkomen van onbe schrijflijke armoede en jammerlijke verlatenheid, zoowel der uitgestorven stad als haar weinige inwo ners eigen. Inderdaad, zij was diep, welhaast redde loos diep gevallen, de stad wier heer eenmaal den markgrafelijken titel voerde, en in de vergadering van Zeelands edelen de eerste plaats innam; de stad der Borsselens en Oranjes, tot beneden den rang van een dorp afgedaald. Geheele wijken werden voor en na afgebroken; een aantal huizen stonden ledig; voor vijf- en twintig gulden in het jaar kon men eene goede woning huren... Er was letterlijk noch handel, noch nijverheid, noch vertier; de stad kwijn de weg en stierf een langzamen dood". Aldus de schrijver van „Schetsen uit Zeeland" in de Aarde en haar Volken, die Veere omstreeks 1870 met een reisgenoot bezocht. Hij eindigt zijn relaas aldus: „Eene gestorven stad' zeide mijn vriend, toen wij de vervallen veste verlieten „Laat ons hopen, eerlang eene weder herlevende stad", antwoordde ik. De hoop op herleving, in 1870 uitgesproken, hoe onwaarschijnlijk ook, is juist gebleken; maar op grond van een andere ontwikkeling dan die, waarop men destijds rekende, toen alle heil verwacht werd van de aansluiting van de plaats op het nieuwe kanaal door Walcheren, waarvan het tracé ten behoeve van Veere wat werd verschoven. Het zou een dankbare taak zijn in bijzonderheden na te gaan hoe Veere van een kerkhof geworden is tot een plaats waar kunstenaars willen werken (41), liefhebbers van oud stedeschoon willen vertoeven en vakantiegangers in drommen hun vertier zoeken. De ontwikkeling ten goede, die vóór 1900 al op gang was en zich daarna geleidelijk aan heeft voortgezet, vormt een gelijke curve met die van de restauraties van de grote monumenten. Niet minder dan een wonder is de historie van de redding van de Grote Kerk en haar consolidatie sedert 1880; financieel zeer moeizaam, maar uiteindelijk schitterend vol bracht is de restauratie van het raadhuis in de der tiger jaren. Tot er na de oorlog een economische opleving plaats vond in het stadje, zodat huizen, die eens voor 25,per jaar werden verhuurd, nu worden verkocht voor tienduizenden guldens en ge restaureerd, als het moet, voor een halve ton of meer. Schijnbaar moeiteloos komt nu een restauratie tot stand van de Campveerse toren, die, om de cliché term te gebruiken, in oude glorie wordt hersteld door het terugbrengen van de oorspronkelijke bekap ping. De herleefde stad krioelt in de zomermaanden van bezoekers en van sterven is geen sprake meer. Kan zoiets gebeuren met de oude bebouwing in het algemeen? Dit is geen vraag meer heden ten dage. Zowel technisch als financieel bevinden wij 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 61