ons in een positie, dat wij ons het bezit en het on derhoud van enige grote monumenten en van een aantal groeperingen van eenvoudige monumenten, belangrijk in hun omgeving, kunnen veroorloven, in dien wij dit willen. En willen wij het? Ook dit wordt hoe langer hoe minder een vraag, naarmate de tijd voortschrijdt en wij overal waarnemen en van aller lei zijden gewaarschuwd worden, dat de oude stads en dorpskernen, voor zover nog de moeite waard, een onmisbare functie zullen hebben te vervullen in de samenleving van de toekomst. Het is dan ook dringend noodzakelijk, dat wij meer dan ooit ernst maken met het beheer van ons „patrimonium" aan oude bouwkunst. Wat wij derhalve moeten verlangen, naast de medewerking van de instanties, die over het budget beslissen, is: het juiste beleid. Samenwerking van overheid en particulieren Wat is er nodig om het erfgoed te beheren? Al lereerst dat wij een behoorlijk overzicht hebben van datgene, wat er nog is. Hierin is voorzien door de inventarisatie van rijkswege, destijds in de vorm van de z.g. Voorlopige Lijst, thans op modernere wijze tot stand gekomen door de registratie van door het Rijk op basis van de Monumentenwet 1961 be schermde monumenten. Deze laatste komt tot een totaal voor Zeeland van ongeveer 3000. De nieuwe monumentenlijsten zijn noch bedoeld als een kunsthistorisch signaleren zonder verder ge volg, zoals vroeger in eerste opzet bij de z.g. „Voor lopige Lijst" het geval was, noch als een administra tieve bevriezing van panden tot museale objecten, waaraan niets zou mogen worden veranderd. Zij dienen te worden opgevat als een uitgangspunt voor een monumentenbeleid en noodzakelijke acties, waar aan het rijk, de provincie en de gemeenten gezamen lijk deelnemen. Niet in de laatste plaats echter moe ten ook de eigenaren, gebruikers en bewoners begrip hebben van de zaken waarom het gaat bij de monu mentenbescherming en hun bijdrage leveren. De kwestie van de voorlichting is één van de knelpun ten; tot nu toe is men hierin te kort geschoten. Het is een zaak, waarin locaal meer kan gebeuren dan vanuit Den Haag. Hoe meer in de plaats zelf be grip wordt gekweekt, hoe beter de actie zal slagen. Daarbij kunnen verenigingen of stichtingen een be langrijke rol spelen. Op vele plaatsen in het land zien wij, dat een groep liefhebbers zich de belangen aantrekt, soms van een bepaald gebouw zelfs, vaker Afbeelding 17 Grafmonument voor Jhr. Charles van der Noot, f 30 augustus 1614, gouverneur te Sluis, bevelhebber over de garnizoenen in Staats Vlaanderen. Koper gravure door J. Harrewijn, z.j., Zei. 111. Het archi tecturaal opgebouwde monument, rijk van sculp tuur voorzien en met Latijnse en Nederlandse op schriften, vormde één van de twaalf belangrijke praalgraven eertijds in de St. Janskerk te Sluis aan wezig. Daarnaast bevatte de kerk de gebruikelijke epitaphia en rouwborden. van een stad, wijk of een dorp als geheel. In Zee land gebeurt dit ook wel, maar niet in die mate waarin men het zou verwachten. Wanneer het elders in Nederland mogelijk blijkt een stichting „Vrien den" ten bate van een bepaalde groepering van mo numenten tot bloei te brengen, die jaarlijks vanwege het ministerie van C.R.M. en anderszins de beschik- 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 62