veren met een moderne graad van bewoonbaarheid.
Oude steegjes en bebouwing tegen de grote monu
menten aan konden daarom niet worden terugge
bracht in de oude vorm. Verouderd daarentegen is
de opvatting, dat de grote monumenten als stadhuis,
Abdij, Gasthuiskerk e.d. de blikvangers zouden moe
ten zijn waarop het gehele stratenstramien moet
worden uitgezet. Of, om een ander ding te noemen,
dat er een verkeersring moet liggen direct in het
hart van de stad zelve. De naoorlogse denkbeelden
zijn in dit opzicht een heel andere richting uitge
gaan. Desalniettemin hebben wij aan dit verouderde
inzicht het verlies te wijten van verscheidene belang
rijke gevelwanden, zoals die van Segeerstraat hoek
Houtkaai en het bij de ramp nog bewaard gebleven
gedeelte van de Lange Delft en de Sint Pieterstraat.
Men kan hier spreken van verkeerseisen. Maar dan
is het nuttig een vergelijking te maken met wat ste
den als Amsterdam, Leiden, Delft en zovele andere
zich in de kern aan verkeerslast getroosten om het
oude stadsbeeld intact te laten. Wat is de verkeers-
breedte van de Utrechtsestraat en de Herengracht in
Amsterdam, en hoe verhoudt de verkeersdichtheid
zich tot die van de Segeerstraat en op de Bierkaai?
De cijfers mogen spreken.
De dorpen zijn kwetsbaarder dan de steden omdat
zij kleiner van schaal zijn en omdat het maar om
een gering aantal objecten gaat. Een paar versto
ringen kunnen reeds dodelijk zijn. In een veel gro
tere hoeveelheid van bebouwing, zoals een stad die
oplevert, kan er heel wat gebeuren voordat het punt
is bereikt, dat het oude karakter definitief verloren
is gegaan. Het zal dan ook zaak zijn bijzonder op
lettend te zijn ten opzichte juist van de oude dorpen
die de moeite nog lonen. Laten degenen die hier
zeggenschap hebben doordrongen zijn van hun ver
antwoordelijkheid. Wanneer vergunning wordt ge
geven om aan de kerkring in Biggekerke een paar
oude pandjes, op zich zelf weinig waard, af te bre
ken en door een nieuw te bouwen woninkje te ver
vangen, kan dit een zaak lijken van bijzonder be
perkt belang, alleen interessant voor de eigenaar en
de naaste buren. In feite ligt de zaak anders. Bigge
kerke levert zo ongeveer de enig gaaf gebleven kerk
ring op in Walcheren. Wie wil zien waartoe de mo
derne verbrokkeling leidt, kan terecht in de buur
dorpen zoals Koudekerke en Zoutelande en elders op
het eiland; de oude homogeniteit is eigenlijk alleen
in Biggekerke nog compleet aanwezig. Bij de weder
opbouw na de oorlogsjaren heeft men zich bijzonder
veel moeite gegeven deze te ontzien. De inspanning
en extra kosten, toen hieraan besteed, vormen een
investering die bij het verdere beleid gehonoreerd
moet worden. Datzelfde geldt voor wat er gestoken
is in de restauratie van de kerk die het middelpunt
vormt van de ring. De kerkring van Biggekerke zou
al deze offers niet waard zijn, indien zij niet het be
zit vormde, niet alleen van de bewoners zelve, maar
van velen in wijde omtrek, en dat niet alleen nu,
maar ook later. Het is nu eenmaal zo, dat bepaalde
plaatsen in het land Zeeland, Walcheren, en Bigge
kerke behoren hiertoe een functie te vervullen heb
ben voor de tallozen, die in een minder gelukkige
omgeving moeten wonen en werken en die zo af en
toe naar een mooi gebleven streek komen om daar
op verhaal te komen. Dit geldt nu al voor heel velen
uit de randstad Holland, Noord-Frankrijk en het
Ruhrgebied. In de toekomst zal dit nog veel sterker
het geval zijn. En voorts: wat wij nu bewaren of
verknoeien, wordt gered of bedorven voor alle gene
raties die na ons komen. Indien de berekening klopt,
zullen in het jaar „2000" op een gemiddelde zo
merse dag rond één miljoen mensen in het centrale
Deltagebied Zeeland van hun vrije tijd willen ge
nieten (42). Wanneer wij de zaak tegen een derge
lijke achtergrond beschouwen, zou aantasting van de
kerkring in Biggekerke een daad betekenen, waar
door tienduizenden blijvend worden benadeeld, en
aanzienlijke, reeds verrichte, investeringen waarde
loos gemaakt.
Supervisie
Het is dan ook dringend noodzakelijk, dat voor
groeperingen van oude bebouwing een beleidslijn
wordt uitgestippeld, waaraan vervolgens al hetgeen
men in deze buurt onderneemt wordt getoetst. Bin
nen een sector, die voor de toekomst kan blijven
gelden als een kern van oude bebouwing, zal aan
passing noodzakelijk zijn. Natuurlijk zal er ook in
zo'n sector worden gebouwd en verbouwd; het punt
in kwestie is echter dat men daarbij als architect
van deze tijd zich wat terugtrekt en bereid is zich
aan te passen aan het bestaande milieu. Niet ieder
een zal dit graag doen of hiervoor de gave heb
ben. Laten zij, bij wie dit niet het geval is, deze
taak overlaten aan anderen, die er zich met vreug
de aan zullen wijden. Wie een beeld wil krijgen
waartoe een dergelijke aanpassing voert, kan b.v.
terecht op de markt in Goes of aan de Oude haven,
67