De landbouw op een keerpunt
door
M. A. Geuze
Als Zeeuw kent men uit eigen gevoelens en erva
ring de gedachten-associaties niet, die het begrip Zee
land bij niet-Zeeuwen oproept. Toch kan men er via
zijn kennissenwereld, via de literatuur en via tijd
schrift- en krantenartikelen, benevens via radio en
televisierubrieken wel een goede indruk van krijgen.
De eertijdse associaties een agrarische eilandelijke
provincie met veren en klederdrachten zijn vrijwel
verdwenen en hebben plaats gemaakt voor een geheel
ander beeld: een in het zuiden van de Delta via ver-
bindingsdammen en bruggen met de Randstad ver
bonden opkomend industrie- en rekreatiegebied. Bij
de stiltefunktie van het laatste prijkt dan een para
doxaal vraagteken.
Hoe reageerde echter de niet-Zeeuwse agrariër
vroeger op het begrip Zeeland en hoe reageert hij
thans? Ik stel mij voor dat eertijds, ook nog in de
eerste decennia na de tweede wereldoorlog, het ge
ijkte gedachtenbeeld uitging naar goede kleipolders,
naar dampende zware Belgen voor de ploeg, naar
tarwe en suikerbieten, naar zeedijken en naar waters
nood. Thans is dit beeld bepaald omgevormd tot
een Zeeland, waaruit het Belgisch paard juist ver
dwenen is en plaats gemaakt heeft voor series trak-
toren, werkend in een poldergebied, vierkant geblokt
en doorsneden door grote verkavelingen achter hoge
Deltadijken, een gebied tevens gevuld met rechte
hoge windsingels van fruittuinen.
Hoe moeten wij dit agrarisch Zeeland naar de toe
komst geprojekteerd nog zien?
Het is een onmogelijke opgave in het tijdsbestek dat
het plan Mansholt tot gezondmaking van de land
bouw in de E.E.G. werd gelanceerd, een eigen zin
volle prognose voor de toekomst van de Zeeuwse land
bouw neer te schrijven; zeker wanneer daarbij het
getal 2000 in het geding komt. Het zal bij voorzich
tige en algemene opmerkingen moeten blijven, waar
bij sommige gedachten uit het Brusselse plan zeer
zeker als uitgangspunt kunnen dienen.
De situatie is momenteel zo dat akkerbouw en
veeteelt zich weten te handhaven, zij het dat de re
sultaten van de eerste de laatste jaren dalend zijn,
terwijl de fruitteelt het bijzonder moeilijk heeft. In
't algemeen heeft het Zeeuwse agrarische produkt
een goede naam. Het klimaat is vergeleken bij dat
van Nederland in zijn geheel, gunstig. Wanneer men
nagaat wat de oorzaak is van de dalende rentabili
teit blijkt deze niet te liggen in de opbrengsten, want
deze kunnen de toets der vergelijking doorstaan. De
kwaliteit is evenmin de crux, hoewel het altijd nog
beter kan. De afzetstruktuur is niet ideaal, ondanks
o.a. de relatief grote en moderne tot vrij moderne
aan- en verkoop coöperaties, waarom men ons in
't buitenland benijdt. De eilanden hebben echter een
beperkte omvang en pas de nieuwe vaste verbindin
gen geven deze gebieden kans op doeltreffender sa
mengaan. De grote bottleneck vormt echter een niet
aflatende kostenstijging, die voor de kleine eenheden,
die agrarische exploitaties zijn, onrustbarende vor
men aangenomen heeft. Een stijgen van het kosten-
peil, waardoor Nederland al jaren gekenmerkt wordt
en daarnaast konsolidatie van het prijsniveau op
Europees niveau, kon de laatste jaren in de techni
sche sektor niet meer voldoende gekompenseerd
worden. Lonen, sociale lasten, loonwerktarieven,
waterschapslasten, rioolrechten, straatbelasting, land
bouwwerktuigen, onderhoud (ambachtstarieven),
rentepeil, alles blijft stijgen, somtijds heel fors en
slechts de prijzen van enkele produkten zoals kunst
mest vertonen deze tendens minder, doch dan is er
hoogstens sprake van prijskonsolidatie en niet van
verlaging. Het blijkt voor de huidige doorsnee agra
rische wereld uitermate moeilijk om door produkti-
viteitsverhoging deze kostenverhogingen het hoofd te
9°