onderschatten schaalvergrotingen. Uit een afzetoog-
punt en als konfrontatie van de Zeeuwse producent
rechtstreeks met zijn konsumenten is deze verruiming
van het gezichtsveld een aanwinst.
De landarbeiders, die evenals vele boerenzoons uit
de landbouw nog zullen afvloeien of als jongeren
daarin niet meer terecht zullen komen, zullen gro
tendeels, hoop ik, een plaats vinden in het industriële
Zeeland en daarbij in de zgn. derde-diensten-sektor.
Een prima geschoolde kategorie van agrarische werk
nemers zal echter de bedrijfshoofden op de grotere
of extensieve bedrijven of kombinaties moeten bij
staan in het vervullen van hun taak. Enige onge
schoolde arbeid, die zich altijd aan het ondereind
van de arbeidskurve, zal blijven bevinden, zal even
eens in de running blijven. Wellicht zullen wij te zij
ner tijd, net als in de U.S.A., daarvoor de buiten
landse werknemer als seizoenkracht zien verschijnen.
De schaalvergroting doet zich evenzeer op het or
ganisatorische vlak voor. Zo is de Zeeuwse Land
bouw Mij vorig jaar, zij het dat de letterkombinatie
Z.L.M. (Zuidelijke L.M.) gehandhaafd werd, samen
gegaan met de Noord-Brab. Mij van Landbouw. Het
bureau van de Grondkamer voor Zeeland verhuisde
uit Goes naar 's-Gravenhage. De twee akkerbouw-
konsulentschappen worden gekoncentreerd tot één.
Dit zijn maar enkele voorbeelden en dit houdt na
tuurlijk niet op; de efficiency eist het immers.
Bij de Landbouwscholen zullen wij hetzelfde zien.
Drie middelbare landbouwscholen is teveel. De lagere
landbouwscholen een onmogelijke naam zullen
dynamische beroepsscholen moeten worden, willen
zij zich bij het kleiner worden van de laag waaruit
de agrariërs zullen komen, voldoende kunnen hand
haven. De enorm snelle technische veranderingen
zullen de struktuur van het onderwijs geheel wijzi
gen en richten op een dynamisch „aanpassings"-
onderwijs. Daarnaast vragen wij ons af of men nu
niet reeds moet denken aan het omvormen van deze
scholen tot agrarische centra, waar jeugdonderwijs,
voorlichting, het eenvoudiger praktijkonderzoek en
vooral bij- en herscholing van de volwassen onder
nemers wordt gekoncentreerd. De landbouworgani
satie zou daar tevens zijn oriëntatiepunten kunnen
onderhouden.
Voor de waterschappen die zich in Zeeland zo
lofwaardig vroeg tot grote eiland-eenheden hebben
samengevoegd, zal blijken dat daarmee de weg nog
niet tot het einde is afgelegd. Zowel bestuurlijk, als
administratief dit laatste vooral uit een oogpunt
van dwingende kostenbesparing zullen zij nog ster
ker moeten koncentreren, om daarnaast voor de
kommunikatie met de ingelanden een doeltreffend
systeem van funktionele decentralisatie te handhaven,
resp. op te bouwen.
Rest het punt van de milieuhygiëne. Wanneer de
overheden er niet in zouden slagen in samenwerking
met het bedrijfsleven, in het bijzonder ook de in
dustrie de laatste mede uit welbegrepen eigen
belang afdoende waarborgen tegen lucht-, water-,
voedselverontreiniging enz. te ontwikkelen, dan is
agrarisch Zeeland en dat niet alleen tot inva
liditeit en non-rentabiliteit gedoemd. Wij willen het
defaitistische standpunt van het niet kunnen beheer
sen van de milieuhygiëne, niet innemen, hoe onont
gonnen en onontwikkeld dit gebied thans nog is en
hoeveier ogen nog steeds blind zijn voor de levens
gevaren, die het mensdom bedreigen, zelfs in de
eigen boerenwereld.
De overheden, in 't bijzonder ook het Provinciaal
Bestuur, zullen ten slotte veel voor het typisch
Zeeuwse landschap kunnen doen via de sektor der
ruimtelijke ordening. Ook zij zullen, net zo goed
als van de nijverheid, van de landbouw de struk-
tureel noodzakelijke omvormingen moeten aanvaar
den en zich vooral moeten hoeden voor diskriminatie.
Alstublieft geen reservatenpolitiek in de levende be
drijfswereld, wel in die van natuurbehoud. Er zullen
op 't gebied van de ruimtelijke ordening in de land
schappelijke vormgeving wel prioriteiten maar geen
lieve vriendjes mogen voorkomen. Iedere Nederlandse
staatsburger, iedere Zeeuw „verdient" een „zuivere"
woonplaats maar ook werkplaats onder Gods vrije
hemel.
92