later in staat gesteld de Schelde voor Antwerpen te
sluiten (Romein, a.w., p. 113).
De sluiting van de Schelde voor Antwerpen, de
facto in 1585, de jure in 1648, heeft hoe dan ook
Amsterdam sterk bevoordeeld. Het is van wezenlijk
belang geweest dat de Staatse troepen beide oevers
van de Westerschelde bezet hebben en Antwerpen
en Gent, enige kilometers naar het zuiden gelegen,
niet binnen de Republiek hebben gebracht. In 1815
is die vereniging wel tot stand gekomen; slechts tot
1831 heeft zij geduurd. De Belgen waren nog slechts
geïnteresseerd in de annexatie van Zeeuws-Vlaande-
ren, een van de oevers van de Westerschelde. Henri
Bernard (Terre commune, Histoire des Pays de Be
nelux, Brussel 1961, p. 601) meldt dat bijna dertig
jaar geleden aanwijzingen zijn gevonden dat de Ne
derlandse regering Talleyrand, ambassadeur in Lon
den, 30.000 heeft aangeboden om de Nederlandse
eisen, waaronder het behoud van Zeeuws-Vlaande-
ren, te ondersteunen.
De Scheldedelta ontplooide zich economisch-geo-
grafisch vooral sedert de dertiende eeuw. De gun
stige hydrografische gesteldheid, gevormd door de
zee-armen, had in West Zeeuws-Vlaanderen, in Mid
delburg, en in Zierikzee de internationale handel
doen ontluiken. Deze steden lagen op het kruispunt
van waterwegen van de Oostzee en de Elbe- en Wc-
zermond naar Brugge, van het Rijngebied naar
Brugge en van Engeland naar Bergen op Zoom en
Antwerpen. De gehele economische structuur werd
aldus direct na de bedijkingen ingeschakeld in het
internationale ruilverkeer en de internationale ar
beidsverdeling. Bijna van meet af aan waren dan ook
de industrie, de visserij en de landbouw geörien-
teerd op de „Geldwirtschaft" dat wil zeggen gericht
op de internationale afzet. Dit laatste geldt met name
voor de zout-, laken- en meekrapnijverheid. Vele an
dere handelssteden en „centrumgemeenten" profi
teerden van deze ontwikkeling: Brouwershaven, Tho-
len, Reimerswaal, Goes, Veere, Oostburg, Sluis, St.
Anna ter Muiden, Biervliet, Axel en Hulst. Reeds in
de 14e eeuw trad het economische verval in West
Zeeuws-Vlaanderen in, doordat de handel zich in
Brugge samentrok; de grote overstromingen in 1375/
76 en in 1404 brachten het de genadeslag toe. Zie
rikzee zag zijn handel langs de noord-zuid lopen
de waterweg verloren gaan na de verlanding tussen
Schouwen en Duiveland, welke omstreeks 1510 in
zette en welke zich omstreeks 1564 voltrokken had.
Nóg handhaafde het zijn functie in het oost-west
verkeer, gericht van en naar het sedert 1500 snel
opgekomen emporium Antwerpen, maar na de slui
ting van de Schelde in 1585 horen wij weinig meer
van de internationale handelsfunctie van Zierikzee.
Middelburg had ondertussen een felle strijd met
Antwerpen geleverd om de opvolging van Brugge.
Doordat de economische krachten in de Sinjorenstad
veel sneller accumuleerden was het pleit bij voor
baat reeds beslecht. Middelburg bleef evenwel de
voorhaven, waar op de rede in en uit lichters werd
overgeladen. Na de sluiting van de Schelde in 1585
verplaatste zich het zwaartepunt van Antwerpen naar
Amsterdam, waar zich het centrum van een fijnver-
takte stapelmarkt als nieuwe, hoogontwikkelde eco
nomische organisatie ging vormen. In dit systeem
had Middelburg slechts een ondergeschikte positie.
Toch wist deze stad met andere Zeeuwse steden,
door haar kapitaalkracht en relaties in te brengen in
de Verenigde Oostindische Compagnie, haar bete
kenis nog op te voeren. Naar de grootte der „Ka
mers" kwam Zeeland (Middelburg) direct na Am
sterdam. De stad bereikte in het derde kwart dei-
He eeuw met 30.000 inwoners haar hoogtepunt, maar
omineus was het dat Rotterdam haar omstreeks 1660
begon te overvleugelen. Ook Vlissingen bereikte in
de 17e eeuw zijn grootste bloei, vooral door de
West-Indische Compagnie. Met de achteruitgang
dezer handelslichamen kwamen ook de Walcherse
steden tot verval. Het „economische landschap"
van de Scheldedelta was nu eenmaal in 1585 ge
broken, zodat het zwaartepunt van de Nederlandse
economie naar de „Randstad Holland" was ver
plaatst. Bovendien verloor het centrale economische
landschap in het westen van de Republiek zijn Euro
pese marktpositie aan Londen. Dit aper^u is een
verdichting van de studies van Gottschalk, Unger,
Westendorp Boerma, Sneller, Van Dillen, Posthu
mus, Bindoff, Van Werveke en Van der Kooy.
De Scheldedelta is dus eeuwenlang een zich on
derscheidend economisch landschap geweest, met
uiteraard verschuivende grensconfiguraties. Het be
grip economisch landschap is ingevoerd door R.
Hapke (Die Entstehung der hollandischen Wirt-
schaft. Ein Beitrag zur Lehre von der ökonomischen
Landschaft, Berlin 1928). Hij komt langs empirische
weg tot geografische types, grondvormen die ge
meen zijn aan stadsgroeperingen, territoriale econo-
94