De bevolkingsexplosie noodzaakt ons land zijn zeehavenactiviteiten verder te ontplooien. Ook als zij slechts gekoppeld zijn en worden aan het natio- naal-economisch groeiproces en niet aan megalo manie vraagt zulks om ingrijpende maatregelen. Nu de toegenomen welvaart het mogelijk maakt de leefbaarheid steeds gemakkelijker te bekostigen, is ons land meer gediend met middelgrote industrie complexen, gespreid over het gehele land, dan met monsterachtige en qua openbare voorzieningen on betaalbare complexen. Drie van die complexen zijn gelegen in Zeeland: Vlissingen-Oost, Terneuzen (-Oost) en Reimerswaal. De technologische krachts ontplooiing die hierop drukt maakt het tevens nood zakelijk duidelijke geografische limieten aan te ge ven. Ook de komende integratie in het kustgebied van de Randstad tot Zuid-Oost Engeland door mid del van de Deltaroute door Zeeland, noopt daartoe. Want zoals de schaal van Nederland te klein is voor een overconcentratie, zo is de schaal van Zee land te klein om het zonder nauwgezette afweging van economische en welzijnsbelangen te kunnen stel len. De fysische landschappen die aan ons overgeleverd zijn kunnen evenmin behouden blijven als dit vroe ger gebeurde. Een cultuurlandschap is nu eenmaal de neerslag van het menselijk huishouden. Juist de Deltawerken bieden ons de kans vide het Veerse Meer een nieuwe morfologie te scheppen, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de dam men. Het Staatsbosbeheer heeft grote plannen voor bosaanplant, die het naar schaal vergrote landbouw gebied het plan-Mansholt de noodzakelijke ge leding zullen moeten geven. Hiervoor verwijzen wij naar de inleidingen (en afbeeldingen) van de hand van Ir. P. Santema en R. J. Benthem, afgedrukt in het boekje Landschapszorg, Recreatie en Vervoer in de Delta (Recreatie-studiedag A.N.W.B., 1967). Hiermee is een nieuwe doelstelling aan het ontwik kelingsprogramma toegevoegd. De inbreng die Zee land aan de nationale economie zal moeten leveren door het scheppen van woon- en werkgebieden aan de Westerschelde wordt gecombineerd met een nieu we landschapsarchitectuur, waarin in grote mate ook ruimte blijft voor het oude. De betrekkelijk toch bescheiden plannen van uitbreiding van de grotere steden, samen met de algemene voorkeur voor de eengezinswoning, kunnen hierin worden ingepast. In de verhouding van welvaart en welzijn komt zeker het accent steeds meer op het laatste te liggen. Tekenend hiervoor is de opmerking van de burge meester van Middelburg, Mr. J. Drijber, ter gele genheid van het verschijnen van de restauratienota. Door de economische groei en door de stadsontwik keling heeft de restauratie een sterke impuls gekre gen. Van nationale betekenis nog is dat een voortgaan de hevige concentratie in de Randstad alleen maar de randgewesten zal uithollen. Het andere uiterste is deze randstedelijke schaal op Zeeland te willen overbrengen, te „verpernissen", onze opnamecapaci teit te overschrijden. Onze provincie heeft er groot belang bij dat de middenkoers wordt gekozen. Econo mie en planologie komen gelukkig dichter bij elkaar te liggen en opteren voor een functieversterking van alle gewesten. Daarvoor moeten wij offers brengen, en niet voor overconcentraties. Alles wat dezer dagen weer over leefbaarheid is gepubliceerd werkt in de zelfde richting. Alzo handhaven wij onze identiteit, dezelfde, maar anders. Onze eigen Zeeuwse instel lingen zullen en moeten hier borg voor staan. Een vaste gezamenlijk gerichte bestuurlijke lijn is vereist. En het adjectief „gezamenlijk" staat dan voor de zo actuele inspraak van, de dialoog met de Zeeuwse gemeenschap en voor openheid van onder zoekingen en adviezen. Uit het negentiende deel van de Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige staat van alle volkeren, handelende over Zeeland (Amsterdam 1751) kunnen wij afleiden dat Zeeland toen ongeveer 125.000 in woners had. Van der Aa geeft voor 1849 ruim 155.000. In 1950 waren het 270.000 en in 1968 werd de 300.000 gepasseerd. Het Provinciaal Bestuur heeft zich uitgesproken voor een ontwikkelingsmodel met 600.000 inwoners in het jaar 2000. De Tweede Nota inzake de Ruimtelijke Ordening spreekt over 750.000, maar dit lijkt een overspannen verwachting. Laten wij vooral in het oog houden dat de economi sche ontwikkeling en de daarmee samenhangende bevolkingsgetallen geen doel in zich zelf zijn, maar een hulpmiddel voor een beleid dat gericht is op culturele ontplooiing, sport- en jeugdzorg, stads ontwikkeling en wat dies meer zij. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 94