Een exemplaar is in het Gemeentearchief te Groningen; Dr. L. Buning vestigde daarop mijn
aandacht. Ds. Mosselmans was in 1830 te Zieriksee geboren; levensbijzonderheden over
hem vindt men in Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, II (Middelburg, 1891), blz. 226
en N.N.B.W., IX, kol. 691-692 (G. A. Wumkes). Hij stond van 1861-1866 in 's-Hertogen-
bosch in de Hervormde kerk, die hij verliet omdat hij zich er als vrijzinnige niet meer op
zijn plaats voelde.
44) Aug. Gittée schreef er vol lof over in Volkskunde, 4, 1891, blz. 89.
45) De zoon had al eveneens letterkundige aspiraties, al bleken die niet bestand tegen het
notariaat. Uit het tijdschrift Nederland kennen we twee bijdragen van hem, beide van vóór
zijn huwelijk en nog uit zijn Hoogeveense tijd. De eerste is een symbolische schets Onderge
gaan of overwonnen (1875, lil), onder het pseudoniem Leonard geschreven, waarvan het
motto ,,Rien n'est beau que Ie travail Ie vrai seul est aimable" de strekking aangeeft. De
tweede is een kort woord ter nagedachtenis van George Sand (1876, II). Ander werk
van hem is mij niet onder ogen gekomen.
46) Een beknopt levensbericht van hem vindt men in het N.N.B.W., IX, kol. 254-255
(G.A. Wumkes).
47) Mevrouw van Heuvelinck, Novellen. Haarlem, De Erven Bohn, 1889. (IV, 332 blzn.).
Een exemplaar is in de U.B. van Amsterdam. Ik ken twee besprekingen van het boek,
de eerste van Wolfgang H. Wolfgang van der Mey) in de Letterkundige kroniek van de
Nederlandsche Spectator, 1889, blz. 280-281, de tweede van Lhl. C. L. Lütkebühl) in
Nederland, 1890, I, blz. 365-366. Wolfgang schrijft o.a.: Iets verrassend belangwekkends
zal de lezer in de Novellen" van Mevrouw van Heuvelinck vinden. Deze schrijfster weet
hier en daar een vraag" aan te roeren, een denkbeeld van pas te slijten, een gedachte
flink te plaatsen, wat, met het geheel ineensmeltend, iets pittigs en verstandigs mee
deelt aan de gesprekken. Vooral die schetsen, die zooals .Alleen" en .Nellie" van het
gewone novellenverloop afwijken, komen mij goed geslaagd voor, in de anderen ondergaat
de schrijfster nog wel eens den invloed van het melo-dramatische". Lütkebühl, een nog
minder gezaghebbend kritikus, verweet de schrijfster dat ze vrouwenkarakters tekende
die in werkelijkheid onmogelijk zijn. ,,Aan te toonen dat er zedelijke bacteriën bestaan,
die menig leven vergiftigen, verplicht nog niet tot de bewering dat alles bedorven is".
Het willen schrijven of moeten lezen van de Novellen" achtte hij dan ook maar een ontmoe.
digende taak.
48) K. Baart, Westkapelle, hare bevolking, Westkapelsche dijk. Geschiedkundig en karak-
teriseerend beschreven. Met twee kaarten. Middelburg, J. C. W. Altorffer. 1889. (IV,
144 blzn.; 2 krtn.). Ik ken geen bespreking van deze monografie.
49) Om de een of andere reden heeft Marie nog van mei 1907 tot oktober 1909 in Utrecht
gewoond. Toen ze voor de tweede keer in Bergen kwam is ze aan de Loudelsweg gaan
wonen, twee huizen van Lucie af.
50) Tussen 1893 en 1917 verschenen vijftien vertalingen en bewerkingen van haar hand,
van Ludwig Ganghöfer, Rudyard Kipling, C. N. en W. M. Williamson, Hall Caine, Clara
Viebig, Barones Orczy, Robert Hichens en enkele minder bekenden. Twee romans, van Elize
Orzeczko, zijn ,,naar het Poolsch" vertaald, maar waarschijnlijk niet rechtstreeks.
51) Bij haar tachtigste verjaardag wijdde A. B. Kleerekooper een van zijn Oproerige
krabbels" aan haar (Het Volk, 2 april 1930). Na haar dood werd ze herdacht in de
N.R.C. van 5 maart 1932, Ocht. bl. en Het Volk van 4 maart Av. bl. en 8 maart Ocht. bl.
(verslag van de begrafenis). Vgl. ook M. G. Bouwmeester, In memoriam Lucie Baart (De
proletarische vrouw, 9 maart 1932).
52) Ik heb tussen 1936 en 1944 gegevens trachten te verzamelen over Kornelis Baart en zijn
dochters en die o.a. gekregen van zijn neef W. L. Baart (een zoon van zijn broer Lourus)
en van enkelen die Lucie Baart hadden gekend: mevr. M. Gerhard-Brandon, Dr. J. Hemel-