gebracht kon worden. De Oud-Noord-Beve!andpolder van 1598 ligt er om
dit te bewijzen met zijn fraaie kavelverdeling in vierkante en rechthoekige
percelen, met het in opzet uitstekende bouwplan van Colijnsplaat, met zijn
rechthoekige bouwblokken. Deze geometrische patronen ademen de geest
van de renaissance. Hoeveel arbeiders bij de inpoldering betrokken zijn
geweest, weten we niet. Maar bij de bedijking in dezelfde tijd van de Zijpe in
Noord-Holland zijn het er 3000 geweest. Dit zal ook ongeveer bij de Oud-
Noord-Bevelandpolder het geval zijn geweest. De dijkgraaf van de Oud-
Noord-Bevelandpolder is Marinus Werckendet. De Werckendet's kwamen
van Zierikzee en konden in dijkzaken als deskundigen gelden.
Uit de 17de en 18de eeuw zijn ons een aantal aanbestedingscondities van in
polderingen bekend, waarvan verschillende artikelen op de aannemers en
dijkwerkers betrekking hebben.
Als voorbeeld nemen we de condities van de in 1612 bedijkte Nieuwe Kraay-
ertpolder. 18).
Art. 2 Alle personen aannemers, arbeiders, zoetelaars worden on
derworpen aan de „judicature" van dijkgraaf en gezworenen.
Art. 10 Elk aannemer is gehouden met zo veel volk, paarden, karren, krui
wagens en andere gereedschappen op zijn aangenomen werk te
komen als nodig is op 8 of 10 maart 1612.
Art. 13 Tegen de 24e juni 1612 zal het werk volmaakt en opgeleverd
worden.
Art. 21 Er mogen geen biertonnen of andere vaten in de dijk begraven
worden.
Art. 22 Zonder schriftelijke toestemming van dijkgraaf en gezworenen mag
niemand enige hutten of keten op de dijkage stellen om daarin bier
te tappen of levensmiddelen te verkopen de zogenaamde zoe-
telaarsketen.
Art. 25 De zoetelaars zullen over de gehele dijkage gebruiken „eenparich
gewichte ende mate als te weten het gewichte van de stadt Goes".
Art. 29 Zij zullen alleen verkopen bieren van 7 schellingen ,,de tonne voor
de cuype van den brouwer gecoft" en die weer uitventen tegen
'Vi stuiver de kan.
Art. 35 ,,Ende opdat alle stillicheydt ende ruste te meer werde onderhou
den ende de ongelucken geweerdt, soo en zal neymandt van de
arbeyders op den dijck ende ontrent dese dijckagie mogen comen
met roers, pistoletten, rapieren ende ander geweer oft wapenen,
noch de stocken van haere dijckhaecken langer hebben dan acht
voeten ende de pinnen van twee duymen ende de aennemers (van)
heure broodtmessen (van) vijff duymen lengte opte verbeurte van
de zelve wapenen ende messen ende eene boete voor de eerste rey-
se van drie gulden ende de tweede reyse gebannen te werden van
den lande ende zullen de officieren, boden ende andere in dyenste
van de dijckage zijnde tot allen tijden vermoghen te visiteeren de
keeten ende te ondersoucken ofter eenich verboden geweer in
zal zijn zonder yemandts wederseggen".
Art. 38 betreft een verbod van oproer te maken.
Art. 45 bepaalt, dat elke besteding zich uitstrekt over 25 roeden.