gotische kerkenbouw van het graafschap Vlaanderen situeren, dan moet in de eerste plaats worden nagegaan wat dit bedehuis met de overige voor deze stijlrichting representatieve kerken aan gemeenschappelijke karakte ristieken bezit en waarin het van deze verschilt. Alvorens het karakter van dit gebouw ten overstaan van de Scheldegotiek in het algemeen en de Noordvlaamse zijtak ervan in het bijzonder te belich ten, lijkt het ons allerminst overbodig heel in het kort even een overzicht te brengen van hetgeen zich, hoofdzakelijk tijdens het eerste kwart van de Xillde eeuw, inzake kerkelijke architectuur te Doornik heeft voorgedaan (5). De opbouw van de Doornikse parochiekerken verraadt de nawerking van een Romaanse traditie. De continue langsmuren van het schip illustreren op overduidelijke wijze het ontbreken van het gotisch skeletbouwprincipe. De onvoldoende of zelfs totaal afwezige accentuering van het traveeënaan- tal, inwendig door opgaande muurschalken en uitwendig door een schoor- stelsel, laat ons onmiddellijk de afwezigheid van een stenen kruisribben- gewelf vermoeden (6). Voor de overkluizing van de kerken wordt nog gebruik gemaakt van de traditionele houten tonnen en vlakke afdekkingen. Dergelijke houtconstruc ties oefenen vanzelfsprekend op de langsmuren niet de zijwaartse druk uit, die bij stenen overwelving wel optreedt. Het uitschakelen van de noodzaak van een vertikale wandindeling vindt zijn weerslag op de muurbehandeling van de verdiepingen. Hierdoor kan het triforium met zijn kenschetsend alternerend steunenstelsel, alsmede de bovenlichtreeks, ononderbroken over de langswanden van de hoofdbeuk voortgezet worden zonder behoefte aan een axiale relatie met de intercolumniën van het gelijkvloers. Dit laat eveneens toe de uitwendige circulatiegang ter hoogte van de bovenlicht- drempel een origineel Doornikse omwerking van het Normandisch sys teem van de binnenloopgang als een continue bogenstelling te behan delen (7). De steunen van de middenbeuk zijn samengesteld uit opeengemetselde trommels, hebben vrij gedrongen verhoudingen en worden bekroond door een karakteristiek knoppenkapiteel. Gedrukt zijn ook de scheibogen met hun eenvoudig getrapt profiel van een dubbele steenlaag. Per drie gegroepeerde lancetvensters, analoog aan Champagnese en vroeg- gotische voorbeelden en te Doornik voor het eerst toegepast bij de bis schopskapel uit 1198, doorbreken de gevels (8). Bovendien gaan de gevels op hun hoeken vergezeld van cilindrische flankeertorentjes, die ofwel van af het grondniveau zijn opgetrokken, ofwel uitkragen in het verlengde van hoeksteunberen (9). Het enige vertikale accent krijgen de Doornikse kerken door een vierkante toren die, als lantaarn opengewerkt, boven het kruisveld oprijst (10). AARDENBURG 1) CHRONOLOGISCHE SITUERING De aangewezen manier om de plaats van de Sint-Bavokerk te Aardenburg onder de andere vroege gotische kerken van het graafschap Vlaanderen te bepalen lijkt ons een beperking van het vergelijkingsmateriaal tot de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 22