van de Sint-Bavokerk te Aardenburg een houten zoldering de plaats van de vroegere ziende bekapping ingenomen. Het blijft echter de vraag of de kerk in haar Xlllde eeuwse toestand een gelijkaardige vorm van overdek king heeft gehad. L. Devliegher meent dat een houten halve ton meer in het kader van de Scheldegotiek zou hebben gepast en dat deze bovendien beter met het geveldrielicht zou hebben geharmonieerd (14). Alleen wanneer haar aanzetlijn zich op het niveau van de triforiumafsluiting bevindt kan de welf lijn van een halve ton én het geveldrielicht én de wes telijke vieringsarcade omschrijven. Deze oplossing berooft echter de boven lichten van hun functie. Nu hebben de Scheldegotische kerken van Vlaan deren, op het hallekoor van Sint-Walburga te Oudenaarde na, een basikale opstand met lichtinval via de vensters van de muren van de middenbeuk. Meer nog, de bovenlichtreeks wordt in de Scheldegotiek door het aan brengen van een uitwendige circulatiegang maximaal benut. Voornoemd euvel zou door het aanbrengen van steekkappen, dwars in het tongewelf, ongedaan gemaakt worden, doch voor zover men weet komen deze bij de Scheldegotische houten overkluizing niet voor. Tenzij ze aanzet op de muren van de hoofdbeuk boven de vensters, lijkt ons het bestaan van een oorspronkelijke houten tonoverkluizing bij de vroeg-gotische delen van Sint-Bavo onwaarschijnlijk. Trouwens wanneer het bestaan van een houten halve ton wordt gesuggereerd, moet de overkluizing van de Sint-Bavokerk aanleunen bij de Doornikse parochiekerken van St.-Jacques en St.-Nicolas, waar de ton boven het kruisveld doorloopt. Toch zijn we meer geneigd de voorkeur te geven aan het alternatief van een vlakke afdekking. Stellen we ons de oorspronkelijke afdekking voor als dusdanig, dan kan men een verband zien met de overkluizing van het voormalig schip en transept van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Damme, eveneens uit het tweede kwart van de Xlllde eeuw. Dit betekent echter niet dat een vlakke overkluizing eigen zou zijn aan de vroeg-gotische Noordvlaamse kerken ook andere bedehuizen kunnen in hun oorspronke lijke toestand deze vorm van bekapping vertoond hebben. Vermelden we in dit verband de originele staat van de kruisarmen en het schip van Onze-Lieve-Vrouw van Pamele te Oudenaarde. 3) TRIFORIUM Het triforium met steunenwissel, reeds aangekondigd in het transept van de Doornikse kathedraal in het derde kwart van de Xllde eeuw, komt tij dens het eerste kwart van de daaropvolgende eeuw voor in enkele paro chiekerken van dezelfde stad en wordt gelijktijdig hiermee toegepast in het schip van de Sint-Niklaaskerk te Gent, om uiteindelijk tijdens het tweede kwart van de eeuw te worden overgenomen in de andere vroeg-gotische kerken van het graafschap. Het uitzicht van de rechtstanden en de boogprofielen is reeds in de Door nikse kerken vastgelegd. Zo vindt men de kolonnetten op een enkelvoudige plint zoals in St.-Quentin weer in Sint-Niklaas te Gent en in Onze-Lieve- Vrouw te Lissewege, terwijl het type van St.-Jacques, namelijk de uit twee treden met tussenliggende afschuining samengestelde sokkel algemeen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 24