door de, op enige enkelvoudige triforiumkolonnetten aan de oostzijde van
het schip na, uitschakeling van het steunenwisselprincipe. De doorlopende
reeks van samengestelde steunen verleent het triforium meer nog dan
elders het uitzicht van een sterk horizontaal werkende muurstrook tussen
de gelijkvloersarcaden en de bovenlichtreeks. De vorm van de gecombi
neerde triforiumrechtstanden behoort tot het type dat ontleend is aan
St.-Jacques te Doornik. De zeer gedrukte spitsbogige afdekking leunt echter
aan bij de reeds vroeger geciteerde Westvlaamse voorbeelden.
Met de Noordvlaamse kerken heeft Sint-Bavo het overwegend gebruik van
baksteen gemeen, alsmede de quasi-rondbogige afdekking. Ook de nage
noeg totale eliminatie van het steunenwisselritme kan met enkele van deze
kerken in verband worden gebracht. Scheldegotisch blijft evenwel het
gebruik van natuursteen bij het triforium en hiermee samengaand de voort
zetting van de Doornikse vormen.
4) VENSTERS
De gewone wanddoorbreking van de Scheldegotiek is het drielicht, waar
van doorgaans het middenvenster hoger opgaat. Bij smallere traveeën
echter wordt ook gebruik gemaakt van tweeledige en enkelvoudige licht-
doorbrekingen. Meer dan bij de Doornikse kerken wordt in Vlaanderen het
gebruik van drielichten veralgemeend door deze niet meer uitsluitend bij de
gevels, doch ook voor de bevenstering van de hoofdbeuk aan te wenden.
Doorgaans worden de vensterstijlen in de as van de samengestelde trifo-
riumsteunen opgemetseld. Men kan dit beschouwen als een poging om
venster- en triforiumzone inwendig als een geheel te behandelen, doch
deze oplossing draagt niet bij tot een merkbare vertikaliserende tendens.
Enkele uitzonderingen terzijde gelaten, worden de rechtstanden en de kop
pen van de vensters, of het nu gaat om drielichten, tweelingvensters of
enkelvoudige doorbrekingen, geprononceerd door kolonnetten en rolstaaf-
jes binnen- en/of buitenwaarts. Veelal worden de koppen van het drielicht
door een unificerende waterlijst omvat. Bij deze waterlijst blijft al dan niet
gestileerde florale ornamentiek zoals bij Sint-Niklaas te Gent en het koor
van Sint-Maarten te leper een zeldzaamheid in het eerste geval zijn de
waterlijsten boven de vensters met krullen versierd, in het tweede geval
kan de meer uitgewerkte florale ornamentiek moeilijk als origineel worden
beschouwd.
De eenvoudige vorm van de lichtdoorbrekingen in de Noordvlaamse kerken
vindt zijn verkiaring in het overwegend gebruik van de baksteen. Afgezien
van de natuurstenen drielichten van het voormalig schip van de Onze-Lieve-
Vrouwekerk te Damme, worden de rechtstanden tot brede bakstenen muur-
dammen uitgebreid, terwijl de vensterneggen gewoon afgeschuind zijn,
zonder enige vorm van profilering. Bijzonder illustratief hiervoor zijn de
vensters bij het koor en transept van Onze-Lieve-Vrouw te Lissewege. Pas
na het midden van de Xlllde eeuw, wanneer de baksteenbouw in geheel
Noordvlaanderen gemeengoed geworden is, slaagt men erin de Doornikse
vensterprofielen in het materiaal uit de eigen streek te imiteren. Dit blijkt
onder meer uit de bovenlichten van het schip van Onze-Lieve-Vrouw te