Vooreerst het eenvoudig profiel dat bestaat uit een enkele steenlaag met
hoekafschuining, zoals in het koor van de Sint-Walburgakerk te Oudenaar
de, verder het profiel met een dubbele laag en een hoekafschuining, zoals
in het voormalig schip van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Damme, en ten
slotte het eveneens getrapt profiel met afschuining, doch met toevoeging
van een rolstaaf aan weerszijden, zoals in Onze-Lieve-Vrouw van Pamele te
Oudenaarde.
De vieringarcaden vertonen ofwel twee lagen met afschuining, zoals in
het voormalig transept van Onze-Lieve-Vrouw te Damme, ofwel, wat vaker
voorkomt, een kraalprofielverrijking, zoals in Onze-Lieve-Vrouw te Lisse-
wege, Onze-Lieve-Vrouw van Pamele te Oudenaarde en andere.
De gedrongen zuilen in het schip van de Aardenburgse Sint-Bavokerk rus
ten met hun sokkels op funderingsblokken, hetgeen te verklaren is uit
het feit dat tijdens de restauratie het oorspronkelijk vloerpeil is hersteld
(26). De sokkels zelf zijn van het gewoon Scheldegotisch type, evenals
de kapitelen met hun dubbele krullenrij en kwartholle dekplaat. Bij de
bases echter ontbreekt het intermediaire hol, wat misschien kan verklaard
worden door een profielwijziging, analoog met hetgeen gebeurd is bij de
restauratie in het schip van de Sint-Jacobskerk te Gent.
Twee zuilen van de noordelijke rij vallen buiten de gangbare vormen.
Vooreerst is er de uit een vierkant massief tussen twee driekwartzuilen be
staande pijler die fungeert als versteviging voor de onderbouw van de ge
veltoren (27), terwijl ook de laatste zuil van de rij uitzonderlijk voorkomt
door haar vierkante enkelvoudige sokkel, haar basis met de Romaans aan
doende hoekbladen, het kapiteel met de enkelvoudige rij van slechts vier
hoekkrullen die telkens een archaiserende palmet op de zijden insluiten en
tenslotte de kwadratische, anders dan gewoonlijk geprofileerde abacus.
De scheiboogprofielen bestaan uit twee lagen, waarbij de onderste aan
weerszijden is afgeschuind en de bovenste alleen naar de middenbeuk
toe met een rolstaaf wordt verrijkt. Dit profiel, dat zijn voorloper vindt in
St.-Nicolas te Doornik, komt verder in Vlaanderen niet meer voor.
Van de vieringbogen is alleen de westelijke, waarvan de schenkels naar
Doornikse voorbeelden op een kraagsteen rusten, aan weerszijden met een
rolstaaf op zijn bovenste laag verrijkt. De overige arcaden zijn in de XlVde
eeuw bij de bouw van het hallekoor vervangen.
8) MUURSPAARVELDEN
Kenmerkend voor een aantal Westvlaamse kerken zijn de reeksen rond-,
spits- of schouderboogvormige blindnissen die in Sint-Maarten te leper,
Onze-Lieve-Vrouw te Brugge en de kerken van Damme en Lissewege in
wendig het benedengedeelte van de muren versieren en dikwijls in verband
gebracht worden met de Anglo-Normandische wandversiering. Bij deze
ornamentele muurstroken mogen de spaarvelden van de inwendige tran-
septsluitmuren van Sint-Bavo te Aardenburg echter niet betrokken worden,
daar deze, zoals reeds in verband met het triforium vermeld, toevoe
gingen zijn uit constructieve noodzaak en dus niet louter versiering.
Bovendien blijven de ornamentele spaarvelden niet tot het Scheldegotisch