houten bekapping was afgedekt; men weet echter niet of deze ziende was of gesloten. Voor exhaustieve gegevens betreffende de St.-Nik- laas-kerk zie F. de Smidt. De restauratie van de Sint-Niklaastoren te Gent. Archeologische studie, Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie, jaargang XXIX, nr. 21, Brussel, 1967 en de Sint- Niklaaskerk te Gent. Archeologische studie, Verhandelingen van Ko ninklijke Vlaamse Academie, jaargang XXXI, nr. 23, Brussel, 1969. 14. L. Devliegher, De Sint Bavokerko.c. kol. 213. 15. De loopgang boven de noordelijke vieringboog van Onze-Lieve-Vrouw te Damme kan aangezien worden als een voortzetting van de gang boven de diafragmabogen van St.-Jacques en St.-Nicolas te Doornik. 16. L. Devliegher, De Sint Bavokerko.c. kol. 212. 17. Twee miniaturen, een van omstreeks 1450 en een van Jan Tavernier van 1460, stellen het koor van Onze-Lieve-Vrouw van Pamele te Oude naarde met luchtbogen voor. Dat de ruineuze toestand van de koor- 35 muur A. van Assche bij de restauratie in het laatste kwart van de XIXde eeuw geen aanleiding gaf tot het aanbrengen van een dergelijk schoorsysteem, is geen reden om het oorspronkelijk bestaan ervan zonder meer te verwerpen; zie J. P. Asselberghs, Notre-Dame de Pamele Audenarde, Leuven, s.d., onuitgegeven dissertatie, blz. 11. 18. Bij het transept van Onze-Lieve-Vrouw van Pamele te Oudenaarde worden de dagkanten van de rondboognissen vóór de bovenlichten, zoals bij het schip, niet met een doorgang doorbroken. Voor het ont breken van een circulatiegang vóór de bovenlichten van de oostmuur van de zuidelijke kruisarm moet een restrictie in acht genomen wor den, te weten dat waarschijnlijk oorspronkelijk wel doorgangen in de muurstokken waren uitgespaard, hetgeen af te leiden is uit de plaats van het traptorentje in het verlengde van de steunbeer op de zuid oostelijke hoek van de transeptarm; zie H. J. A. van den Bossche, De Scheldegotiek, o.c., blz. 110. 19. Hetzelfde principe van een buitenloopgang die bij de transeptgevels in een uitwendige circulatiegang overgaat treft men in de tweede helft van de Xlllde eeuw ook aan bij de Onze-Lieve-Vrouw te Kortrijk. 20. Zie aant. 9. 21. De flankeertorentjes bij de westgevel van de kathedraal te Doornik zijn de voortzettingen van grote westtorens die slechts gedeeltelijk werden gebouwd. 22. Zie aant. 10. 23. De transepttraptorentjes van Sint-Bavo zijn gebouwd over zware steun beren die behoren tot de eerste vroeg-gotische bouwfaze uit het tweede decennium van de Xlllde eeuw. 24. De gevel van Onze-Lieve-Vrouw te Kortrijk wordt ingesloten door twee grote westtorens. Hetzelfde werd gepland voor de Ste.-Madeleine te Doornik, doch hier kwam slechts één toren klaar. Bij de Sint-Bavo te Aardenburg is slechts een enkele westtoren voorzien. 25. Te Doornik treffen we de Scheldegotische zuil met haar typisch krul- kapiteel in het derde kwart van de XVde eeuw nog aan in de koorom gang van St.-Quentin alleen aan de bases en de boogprofielen is een verdere stijlontwikkeling merkbaar.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 33