aangezien ik de gunst der Koninklijke Majesteit ondervind, die ons te voorschijn roept uit deze onze wachtpost met grote beloningen naar zijn hof. (a) Daar ik nu hoor, dat Gij de uitgestrektste rijken en ver verwijderde gebieden van Zweden en het Gotische gebiedsdeel (waarvan Keizer Karei, de vijfde van die naam, in ernst pleegt te beweren dat de adel van geheel Europa afkomstig is en zichzelf dit tot lof aan te rekenen) met een onge looflijke wijsheid en vriendelijkheid bestuurt en dat door U van alle zijden niet alleen kundige vaklieden worden samengezocht, maar wat vooral iof verdient dat op Uw kosten en onder grote uitgaven Uwerzijds ge leerde en geletterde mannen worden samengeroepen, die Uw regering eer en sieraad brengen, heb ik goedgevonden dat dr. Willem Lemnius, die Gij als medicus primarius tot bescherming van Uw lichaam en als bolwerk tot instandhouding van Uw gezondheid hebt ontboden (b), op zo grote afstand van zijn vaderlijke woonstee, uit de omarming van zijn vader, zijn huisgezin en zijn omgang met vrienden en kennissen wordt losgerukt, spe ciaal in die jaren, waarin ouders op hun zoon als stut en staf plegen te steunen en bij het stijgen van hun jarental van hen enige vreugden te ge nieten en wat troost voor hun opduikende oude dag te verkrijgen. En opdat de toewijding van Lemnius jegens de zeer zachtmoedige Koning nog meer vaststaat, alsmede de getuigenis van gerede bereidwilligheid en toegene genheid, is (door mij) besloten deze boeken over het aanzien en de voor treffelijkheid van de Natuur en de verborgen oorzaken der dingen aan Zijne Koninklijke Majesteit op te dragen, opdat Deze zich daarin kan verheugen, wanneer Hij van ernstige zaken wil bijkomen en van Zijn publieke functies wil uitrusten". Hult1 en Banga4 menen op grond van de zin aangehaald met (a), dat koning Erik eerst tot Levinus Lemnius het verzoek gericht zou hebben om als zijn lijfarts op te treden, en dat deze wegens zijn reeds dagende ouder dom hiervan afziende in plaats daarvan zijn zoon Willem zond. Het zal blijken, dat dit niet in overeenstemming gebracht kan worden met de werkelijke gang van zaken. Misschien heeft de koning na Willems benoe ming en aankomst in Zweden aan de vader een brief geschreven als een soort erkentelijkheidsbetuiging voor het „afstaan" van zijn zoon. Dit is althans enigszins in overeenstemming met de inhoud van de zin aan gehaald met (b). Na nogmaals te hebben verzekerd, dat er in „deze onze vruchten van nachtelijke arbeid" veel is dat kan dienen tot afwisseling en ontspanning, wenst Lemnius de koning toe, dat deze dit er in zal vinden, na afdoening van ernstige en vermoeiende staatszaken. Hij zegt daarna tot het schrijven te zijn geïnspireerd door de grootsheid van de natuur, en na uiting te hebben gegeven aan zijn eerbied jegens de Goddelijke schepper, besluit hij „vooral daar Uwe Koninklijke Majesteit zich ijverig toelegt op de beschouwing der Natuur en zich daarin bij voortduring verheugt zo, dat aan niemand meer geschikt en toepasselijk deze wonderen der Natuur kunnen worden opgedragen dan aan Koning Erik, die als enige dit soort genoegens te smaken krijgt. Ik vertrouw, dat daardoor echter des te meer dit letterkundige geschenk voor de Koninklijke Grootheid aangenaam en geliefd zal zijn omdat het aangeboden is op het juiste tijdstip en met ge bruikmaking van een geschikte gelegenheid, immers bij het begin van het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 44