nymie van Middelburg, doch bij Vlissingen lijkt het of hij een weg zoekt
om met de bewoners van deze stad op vriendelijke wijze de spot te drijven.
Hij beschrijft verder de Schelde met de splitsing beneden Antwerpen in
twee stromen, licht de benamingen Beoosten- en Bewestenschelde toe,
noemt de namen van Hieronymus van Serooskerke (Hieron. Seroskerka)
en Judocus van der Werve (Judocus a Wervia).45 Tevoren heeft hij reeds de
voordelen van het wonen in Zeeland beschreven, met terloops een korte,
geestige karakterbeschrijving van Brabanders, Vlamingen, Hollanders en
Zeeuwen. Daarna beschrijft hij de kwaliteiten van het eiland Schouwen
en prijst Zierikzee om de goede eigenschappen van zijn bevolking. De stad
heeft veel geleerde en begaafde inwoners (plurimis illam viris eruditis,
praeclarisq. ingenijs faecundam esse ac feracem), verder vele flinke en
eerlijke kooplieden, die graan, meekrap, vis en vee verhandelen en die
reizen van Spanje en Portugal tot Stockholm en andere Oostzeehavens.
De bevolking is voorzichtig, bescheiden en mild, tegen buitenlanders gast
vrij, vriendelijk en eerlijk, in geestelijk opzicht Godvrezend.
Na erop te hebben gewezen, dat de rerum vicissitudo in Zeeland heel
duidelijk tot uiting komt (rerum vicissitudo magna apud Zeiandos) tracht
hij duidelijk te maken, hoe door veranderde omstandigheden de scheep
vaart elders betere havens kan vinden, en stelt vast, dat de Zierikzeese
scheepvaart op de Europese havens verandert, evenals (alle) menselijke
zaken, en zich ten dele heeft verplaatst naar Amsterdam „quae navigatio,
ut sunt vices rerum humanarum, Hamsterdamum modo translata est". De
schippersbevolking, ruw maar eerbaar en eerlijk, legt zich nu toe op de
visserij, ten getale van meer dan vijf honderd. Hij roemt hun standvastig
heid, onderlinge hulpvaardigheid en verdraagzaamheid. Na te hebben ge
zegd, dat de scheepvaart door de Zierikzeeërs een levensvoorwaarde is,
wijdt hij een beschouwing aan de volksstam, die Tacitus in zijn Germania
„Mattiaci" noemt, trekt een analogie met het woord „Maet", waarmee de
schippers elkaar hier toen aanspraken, en meent daarom de Mattiaci met
Zeeuwen gelijk te kunnen stellen. Het is niet verbazingwekkend, dat hierop
reeds in 1567 door Guicciardini gegronde critiek werd geleverd.30
Na met nadruk te hebben gezegd, dat Zeeland altijd nauw met het gewest
Holland verbonden is geweest, geeft hij een beschrijving van de belege
ringen van Zierikzee door de graaf van Vlaanderen, en van de slag op de
Gouwe. Het is de vraag ik las de Duitse vertaling of het ons meer
zal kunnen leren dan wat Westendorp Boerma over ditonderwerpschreef.46
Misschien zou een critische lezing met een goede Nederlandse vertaling
enig perspectief kunnen bieden. Lemnius noemt ook het legendarische
jaar 849, waarin Zierikzee, onder keizer Lotharius, omgeven geweest zou
zijn door muren47, daarmee getuigend van een nog gering wetenschappelijk
historisch besef, evenals Reygersberg in zijn Chroniik van Zeeland (1551),
die in plaats van de ommuring de even legendarische Zierick ten tonele
voert. De beschouwing wordt echter besloten met de exacte meting van de
geografische ligging van Zierikzee, volgens de toen nog jonge wetenschap
pelijke methode altitudo Poli Arctici 51 gr. 47 min., longitudo 25 gr.48
Daaraan wordt vastgeknoopt een wat mystiek betoog over de invloed van
de zonnestand door deze ligging, en de invloed van de zoute zeelucht
op het karakter van de inwoners van Zierikzee. Te voren werd al gezegd