mengen tussen de humores, maar ook de geestelijke werkzaamheden van de mens prikkelen tot alle boosaardigheden. Zoals ook de goede geesten of goedwillige engelen hen helpen in de goede richting, hen zelfs in deze tot hulpkrachten en dienaars zijn". Dit gedeelte wordt gestaafd met vele citaten uit de bijbel, en het hoofdstuk (Lib. II, Cap. I) besluit aldus „Dat wat zorgvuldig door mij uiteen is gezet met de bedoeling, dat de recht vaardige lezer begrijpt, dat het voornaamste punt van dit hele verhaal is, aan te tonen, dat de humores de voornaamste oorzaak van de ziekten vormen, maar dat de kwade geesten, de sterren, de kwaliteit van de lucht en andere uitwendige dingen er bij toeval invloed op kunnen uitoefenen". LICHAAM EN GEEST Als medicus is hij overtuigd van de nauwe samenwerking van lichaam en ziel: „daar toch doordat de mens uit lichaam en ziel bestaat en samenge steld is, en het lichaam zelf al een instrument is van de ziel, door welke het zijn activiteiten tot stand brengt, wie is het, die niet de verzorging en beschouwing van beide delen als hoogste plicht heeft, die niet beider ongedeerd zijn als hoogste overweging verlangt?" (Lib. I, Cap. 1). Op ver schillende andere plaatsen geeft hij uiting aan deze overtuiging, bijv. ook in zijn boek De honesto animi et corporis oblectamento, dat reeds werd genoemd, en in De Miraculis Lib. I, Cap. 12 de ziel, ofschoon niet lichame lijk noch tastbaar, is toch aan gevoelens onderhevig door storingen en uitingen in het lichaam, en in Lib. I, Cap. 16 corpus animam mutuis mor bis affici (lichaam en ziel veroorzaken wederzijds ziekten). Natuurlijk komt ook hier zijn standpunt als theoloog duidelijk naar voren het lichaam is onderhevig aan de invloeden van aarde, zon, maan, planeten en sterren, de ziel is in laatste instantie uitsluitend verantwoording schuldig jegens God. In Lib. I, Cap. 13 over de ongelijkwaardigheid van de menselijke zielen vergelijkt hij deze met de verscheidenheid van kruiden en andere planten. Verwaarlozing van de zielszorg veroorzaakt achteruitgang; voeding voor de ziel is Gods woord; de philosophie is ook heel nuttig, maar de Heilige Schrift is belangrijker. Zoals het verschil en de samenwerking van zon en maan, is er ook een wederzijdse beïnvloeding van ziel en lichaam. Door de nauwe samenwerking van beide zal behalve de ziel ook het lichaam bij de wederopstanding leven. Hij toont een rotsvast bijbels ge loof, maar erkent de beschikkingen van de vrije wil en de capaciteit van de mens tot het verrichten van goede dingen. Voorts wijdt hij aandacht aan het geweten (Lib. IV, Cap. 21), oefent critiek uit op onjuiste en te strenge opvoeding van kinderen (Lib. II, Cap. 28) en heeft waardering als man van het renaissancetijdperk voor 's mensen waardigheid en voortreffelijkheid (Lib. I, Cap. 2). Iemands adeldom en eer liggen niet in afkomst, geslachtswapen of schild, maar veeleer in zijn deugd en goede daden (Lib. Ill, Cap. I). Ten slotte maakt hij enige opmer kingen over de physiognomie, de wetenschap die uit gelaatstrekken en lichaamskenmerken gevolgtrekkingen maakte ten opzichte van iemands geestelijke habitus (Lib. II, Cap. 26). Dit is geen bijgeloof, maar wordt door vele geleerden gebruikt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 54