genoemde plant was vroeger blijkbaar zeer bekend. Het is de in de Alpen en aangrenzende berggebieden groeiende Peucedanum ostruthium ook afgebeeld in het Cruydeboek van Dodonaeus (Cap. XCIII, p. 332-334). „Maar als deze mensen toch nog ziek werden kon men geen artsenij meer vinden, die bij hun ziekte hielp. Men verklaart dit doordat de zieke aan het tegengif zozeer is gewend, dat dit in de hoogste nood bij hem niet werken kan, en doordat het gif van de pest of andere ziekte zó sterk is, dat dit ondanks het kostelijke tegengif het lichaam aan kan vallen, zonder zich aan het bescher mende medicament te storen". Het is verder merkwaardig te lezen hoe hij zichzelf bij zijn bezoeken aan pestlijders tegen besmetting trachtte te be schermen. Hij zegt hierover in Lib. IV, Cap. 17 Moderatio vitae in alle opzichten, zoals Socrates die betrachtte en daardoor gezond bleef toen de pest Griekenland en Asia bezocht, goede voeding, het bevochtigen van gelaat en handen, mond, neusgaten, ogen en oren met aqua rosacea bereid uit wijn, azijn, vlierbloesem en rode rozen; verder coriander, cinna mon, zeduaria en garyophylla (kruidnagelen) voor de keel, maar vooral het kauwen van cortex mali medici (schil van de doktersappel), of citroen schil. Deze schil lijkt bij hem het hoofdbestanddeel van de citroen te zijn, vermoedelijk om haar aromatisch karakter bij het fijnkauwen. Dit is in overeenstemming met hetgeen Dodonaeus in zijn Cruydeboeck daarover schrijft57. Toch voegt Lemnius er aan toe, dat ook het sap en het zaad van de vrucht zeer snel werken, en citeert hierbij Vergilius. In dit verband is nog vermeldenswaard, dat pas in de herdruk van het Cruydeboeck van 1644 staat, dat het sap uit het merg van de citroen nuttig is bij het bestrij den van scheurbuik.58 Lemnius, die naast deze maatregelen een vast ver trouwen stelt in de „Algoede Allerhoogste God" getuigt in ieder geval van een meer nuchtere houding tegenover het pestgevaar dan het uit angst en magie ontstane costuum met het vogelbekmasker, dat elders in gebruik is geweest. Lemnius vervaardigde een eigen antidoton contra pestem, dat ver moedelijk veel goedkoper is geweest dan de nogal kostbare theriaca. Dit „compositio diatesseron" bevatte twee walnoten, evenveel vijgen, twintig wijnruitbladeren en ettelijke korrels zout. Stukgewreven en nuchter ingeno men beschermt het tegen toekomstige giftige en besmettelijke ziekten gedurende de rest van de dag (Lib. II, Cap. 52). AROMATICA In verband met de werking van aromatica, waaraan Lemnius kennelijk veel belang hecht, vermeld ik nog twee gezegden, die hij tracht te verkla ren. „In de boonen zijn" doelt op lichte geestelijke stoornissen en is vol gens onze 16e-eeuwer verklaarbaar door de licht bedwelmende invloed van de zachte geur van een bloeiend tuinbonenveld op degene die er door loopt (Lib. II, Cap. 9). „Men brandt er hoornen" (Lib. II, Cap. 10) verklaart hij aldus de bevolking van ons land verbrandt snippers van leer, hoorn en beenderen, en doortrekt daarmee de huizen om de besmetting van ziekten te verjagen en zich te beschermen tegen de pestgeur. Hierop sluit aan het verhaal over de stad Tongeren, waar in die tijd de pest verjaagd werd door artilleriebeschieting met kruitpoeder, en ook de pestbestrijding

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 57