selen in zijn boek De habitu et constitutione corporis, over welk gedeelte
ik daar iets meer zal zeggen.
Verschillende koortstypen continua, tertiana, quartana, intermittens, verder
de febres retardates en instabiles, zijn hem bekend; in zijn uitvoerige ver
klaring valt hij terug op de Galenische denkwijze.
HYGIENE EN VOEDING
Samenhangend met zijn belangstelling voor koortsige en besmettelijke
ziekten is zijn interesse voor hygiënische en biologische vraagstukken. Hij
bespreekt het nadeel van het wonen in moerassige streken, het nut van
het ventileren van woon- en slaapvertrekken, waarbij noordenwind gunsti
ger is dan zuidenwind (zuidenwind is in verschillende opzichten schadelijk,
zéker bij „kindthoest"), de waarde van kledingwisseiing bij koortsenden,
het nadeel van veel drinken bij de maaltijden (Lib. II, Cap. 8), de bezwaren
van het slapen met open mond. Als hij de conservering van voedingsmid
delen door inzouten noemt, voegt hij er aan toe, dat zout een aphrodisia-
cum is voor mannen, en dat het de vruchtbaarheid bevordert, zo goed als
naar zijn eigen ervaring bestrooien met wat zout de vruchtbaarheid van
de grond bevordert. Bederf en ongedierte in voedingsmiddelen ontstaan
door een voor onze hedendaagse opvattingen heel grove generatio spon
tanea op deze wijze zouden zelfs ratten en muizen kunnen ontstaan
(Lib. II, Cap. 40), maar die naar tegenwoordige begrippen zeer onaanneme
lijk is.
Parasieten in graangewassen ontstaan door grondbemesting hij deelt
Hesiodus' opvatting zij moeten worden bestreden(l) preventief door
in plaats van bemesten de grond om te ploegen met wikke-, erwten- of
bonenstro, en(2) direct door sterk aromatische kruiden, zoals flores sam-
buci, vlierbloesem (Lib. II, Cap. 20). Verder noemt hij de darm- en huidpa
rasieten bij de mens. Hij schrijft aan deze parasieten een zekere intelligen
tie toe (lumbricorum qui humanis corporibus innascuntur sagacitas, quid
portendat per os naresque erepere; pediculi quoque ac pulices expe-
rientia de pediculorum sagacitate) (Lib. I, Cap. 22). Van verschillende
voedingsmiddelen roemt hij sla, die fris en goed is, maar de libido remt,
groene kool, zuurkool en spinazie, brood, beschuit en melk. Colostrum
„vulgo biest", acht hij schadelijk. Gezond zijn stokvis, rauwe haring, het
sap van citrusvruchten. Azijn kan, bij gebrek aan zout, als conserverings
middel gebruikt worden (Lib. II, Cap. 36). Bier, ook zythus of cerevisia ge
noemd, geeft een hinderlijke, lastige dronk, die een goede viering van de
St. Jansnacht (Lib. Ill, Cap. 8) verhindert, goede wijn daarentegen geeft
een vrolijke dronk en verkwikt hart en geest (Lib. II, Cap. 19, 21 en 52).
Brandewijn, vinum ardens of aqua vitae, is speciaal voor dikke mensen en
nuttig voor het bereiden van plantenextracten (Lib. II, Cap. 8). In dit ver
band geeft hij ook ten dele vermakelijke raadgevingen ter voorko
ming van dronkenschap en sexuele ontsporing daarbij (Lib. II, Cap. 17).
Tot behoud van lichamelijke en geestelijke gezondheid moeten studerende
en regerende mensen een regelmatige afwissling van slapen en waken on
derhouden (Paraenesis, Cap. 26). Zij dienen er ook voor te zorgen, dat alle