VARIABILITEIT BIJ PLANTEN Wij vinden bij hem ook uitingen over onderwerpen, die aan de genees kunde grenzen. In het eerste gedeelte van Lib. I, Cap. 17 spreekt hij over veranderingen die planten kunnen ondergaan (herbarum varietas et muta- tio) door de invloed van landstreek, grondsoort en klimaat waarin zij op groeien. Hij zegt o.a. dat men door zorgvuldig kweken en enten soms vruchten zonder pitten of noten kan verkrijgen, „hetwelk ik zelf, naar de raad van Theophrastus, in een wijnstok heb gedaan". MAGNETISME Een eenvoudige natuurkundige waarneming is die welke hij in margine aangeeft als Magnetis natura „de magnetische kracht trekt ijzer vlug tot zich, tenzij het ingevet is, want daardoor wordt het afgestoten". Verder beschrijft hij het kompas (pix nautica) door Plautus versoria genoemd, vulgo zeylsteen. Waarom de naald steeds naar de laatste ster in de dissel van het sterrenbeeld de kleine wagen wijst, is niet bekend. Vermoedelijk is het al een oud instrument en in zijn tijd door wijze mensen vernieuwd en verbeterd. De boekdrukkunst is misschien ook niet zo nieuw als velen zeggen, getuige de oude munten en zegels, waarin ook letters gedrukt zijn (Lib. IV, Cap. 4). In dit verband past ook wat hij zegt over de geheimzinnige kracht, die naar zijn mening schuilt in metalen, edelstenen, in bepaalde gesteenten met genezende kracht, en in hoornachtige delen van dieren. Deze kan men bijv. waarnemen aan het vonken van de hoeven van paarden, als zij op straat draven, waarbij bovendien een kenmerkende geur bemerkbaar wordt waar van men de aard niet nader kan bepalen. Een soortgelijke kracht hebben naar zijn mening ook de elandshoef en de hoorn van de eenhoorn bij epilepsie, en het goud dat in een decoct met groente geestesversterkend en verkwikkend zou werken. GALENISCHE RATIO Wij zagen hiervoor dat bij Lemnius verstandige en wonderlijke opvattingen elkaar afwisselen. De nadruk lag daar op de eerste; over de laatste zou ik nog het volgende willen zeggen. Uitgaande van de Galenische ratio zijn min of meer begrijpelijk de hoofdstukken over het ontstaan van ver schillende koortstypen (Lib. II, Cap. 4), de reden van het verdrinken van mannen met het gelaat naar boven en vrouwen omgekeerd (Lib. II, Cap. 6), de mogelijkheid van het bloeden uit neus en wonden van een vermoorde bij nadering van de dader of een bloedverwant (Lib. II, Cap. 7), de pijn stillende werking van de warmte van jonge honden en zuigelingen bij pijn in de ledematen (Lib. II, Cap. 13), het reutelen bij stervenden (Lib. II, Cap. 15), de veelzijdige werking van speeksel (Lib. II, Cap. 44), de honds dolheid (Lib. Ill, Cap. 5), het corpus neutrum, de halfslachtige toestand tussen ziek en gezond (Lib. IV, Cap. 5), het gezichtsvermogen (Lib. IV,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 61