andere opzichten is de vochtverwekkende invloed van belang de tijden
van eb en vloed in Frankrijk en in Nederlandse steden krijgen uitvoerig
aandacht. De maan doet des nachts alle planten groeien; de zon veroor
zaakt daarna overdag het ontbotten van knoppen, het ontplooien van
bladeren en het rijpen van vruchten. Maar ook heeft de zon een opdrogen
de werking en veroorzaakt gisting in bier en wijn, en bederf in voedings
middelen (Lib. II, Cap. 1).
STENEN
Zuiver traditioneel bepaald lijkt de invloed van verschillende met name ge
noemde edelstenen en stenen uit dierenlichamen (Lib. II, Cap. 30) de zwa
luwensteen of chelidonius, werkzaam bij epilepsie, slakkenstenen of lima
ces lapides, nuttig bij strangurie en moeilijke geboorte, de paddensteen of
bufonius lapis, waarvan Lemnius (hij spreekt hier van de familia Lemniana)
een hazelnootgroot exemplaar bezat, dat hij enige keren gebruikte bij de
behandeling van ontstoken dierenbeten, de steentjes (otolithen) in de kop
van schelvis, kabeljauw e.a. vissen, werkzaam bij darmjicht en niersteen,
de karpersteen bij neusbloeden (Lib. II, Cap. 30), de hanensteen of lapis
alectorius uit de maag van een haan, potentieversterkend, de adelaarsteen
of lapis aetites, gevonden in een arendsnest, conceptiebevorderend (Lib. IV,
Cap. 12, laatste gedeelte). Ik vermeld dit, omdat ik er een overblijfsel in zie
van een vroegere stenencultus593, evengoed als het gebruik van slijpsel
van menselijk schedelbot bij epilepsie een naklank kan zijn van de lang te
voren toegepaste schedeltrepanaties.59b
BASILISCUS
Zuiver traditioneel is ook wat hij zegt over de basiliscus, het door giftige
adem en blik voor mens en dier dodelijk fabelondier, dat geboren werd uit
het ei van een oude impotente haan. Lemnius verraadt in zijn beschrijving
van twee soorten basiliscus zijn onzekerheid door te schrijven naar ette
lijke mensen zeggen men meent in Europa of dit werkelijk zo
is kan ik niet zeggen maar hij acht het toch de moeite waard er
ruim vier bladzijden aan te wijden (Lib. IV, Cap. 12). Voor de bewerker van
de Gentse herdruk van De Miraculis (1572) was dit misschien de reden om
de basiliscus, zoals Gessner, de Zwitserse arts en bioloog die weergaf,
in het titelbladmotief op te nemen. Gessner beeldde het dier niet in zijn
oervorm af60, maar in „renaissancegestalte" als een gekroonde slang.61
Door zulke afbeeldingen en door vroegere beschrijving62 bestond het dier
werkelijk voor iedereen. Lemnius getuigt dat de angst ervoor zó groot was,
dat in Zierikzee twee broedende hanen, die met geen geweld van hun
nest te krijgen waren, werden gewurgd, en de eieren verbrijzeld en ver
pulverd. Uitgaande van het vaste geloof in dit wezen heeft hij het gebruikt
als uitgangspunt voor zijn theorie over de overbrenging van besmettelijke
ziekten, zoals ik tevoren reeds vermeldde.