maal „groBartig"! Het beviel hun best in deze omgeving en ze spraken er zelfs van, in Kats7 een tweede huis neer te laten zetten. Laatstgenoemde, Secundinius, beloofde gulweg aan de priesters van de tempel van Domburg dat hij hun heiligdom net zo'n altaar zou schenken8. Onder de aanwezigen merkte men beeldhouwers uit Trier en Keulen op, die zich onderhielden met kunstbroeders uit Domburg, Colijnsplaat en Doornik'. Men bleef nog lang gezellig bijeen onder het genot van een glas voortreffe lijke Bordeaux10 de recepties in Zeeland waren toen nog niet alcoholvrij! een Bordeaux waarvan de wijnhandelaar Commodus voor deze gelegen heid acht vaten had laten aanvoeren. U kunt ze straks op zijn altaar11 afge beeld zien; misschien telt u er wel negen, dan heeft de receptie nóg langer geduurd. Dit is natuurlijk maar een sprookje, althans een nogal onwaarschijnlijke 8 groepering van feiten, dooreengemengd met enkele anachronismen. Maar waar het Nehalennia betreft kunnen sprookjes werkelijkheid worden. In de oudheid droomde men van godinnen die huwden met sterfelijke mannen. Onze godin heeft zich toch óók maar laten inpalmen door stoere vissers mannen. Zij hebben haar gewekt uit haar eeuwenlange sluimer. Het is wel tekenend dat de kettingen voor de sleepnetten „wekkers" heten, of nog mooier„kietelaars"! Wij danken het aan een gelukkig toeval dat schipper Bout en zijn man schappen op 14 april van het vorig jaar vier fragmenten van twee Nehalen- nia-altaren ophaalden. Nog gelukkiger is het dat zij de waarde van hun vondst vermoedden en de stenen niet overboord gezet hebben. De melding van de vondst kwam via de heer Nijsse, havenmeester van Co lijnsplaat, terecht bij de heer Kortenbout van der Sluijs, die het bericht aan ons museum doorgaf. Op 16 april ging ik met hem naar Colijnsplaat en daar zagen we voor het eerst in een schemerig hokje Nehalennia, die kort daar na zozeer in het volle licht zou komen te staan. Kortenbout suggereerde toen al ik meen toen wij ons in de „Patrijs" te goed deden aan groene paling dat we daar moesten gaan vissen. Dit idee is daarna vooral ge stimuleerd door mijn naaste collega Louwe Kooijmans. Hij wordt niet zo vaak genoemd in verband met Nehalennia omdat hij nu eenmaal niet de Romeinse maar de prehistorische afdeling van ons museum beheert. Maar nu ik de kans heb zijn bescheidenheid te kwetsen, wil ik dat graag doen door te verklaren dat het welslagen van onze onderneming voor een buiten gewoon groot gedeelte te danken is aan zijn vindingrijkheid en zijn onuit puttelijke energie. In een uitstekende samenwerking tussen schipper en bemanning van de Tholen 6 Johanna Cornelia en de landrotten die bij hen aanmonsterden en hun voor de voeten liepen, hebben wij 125 altaren en beelden kunnen opvissen. En daarmee hebben we onze technische staf opgescheeptZe zeiden al eens meesmuilend dat zij tot hun pensioen met die altaren zouden moeten slepen. Want zo gaat dat in ieder museum het ene jaar moet alles naar boven, het jaar daarop alles naar beneden. Na de succesvolle ,,opvissings"-campagne hebben de duikers van de Pon tonniers- en Torpedistenschool te Empel ons nu al voor de derde keer gedurende enkele weken hun diensten verleend. Het detailwerk dat zij

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1971 | | pagina 6