steen het opschrift: Hie sita Elisabeth, quae Virgo regnavit et obiit118. Behalve deze delicate missie gaf koning Erik zijn gezant ook opdracht te zoeken naar belangrijke personen, die een vooraanstaande plaats zouden kunnen innemen aan het hof in Stockholm, hetzij als adviseurs op een of ander gebied, hetzij als kunstenaars. Hij bood ook in 1561 aan de vluchtelingen in Engeland asyl aan in Zweden94a en in 1562 na het Edict de Janvier aan de Franse vluchtelingen418. Erik was een jong, ambitieus man, die als een waar renaissance-vorst zijn hof luister en aanzien trachtte te geven, nadat hij in 1560 als opvolger van zijn vader, de soldatenkoning Gustaf Wasa, aan de regering gekomen was. Dionysius Berreus, in de jaren 15581561 Zwedens gezant te Londen, tevoren koning Eriks arts, later 's konings vertrouwde vriend, heeft heel goed begrepen, dat hij vooral onder de vluchtelingen naar zulke per sonen moest zoeken. Het is derhalve geen wonder dat hij betrekkelijk spoedig Willem Lemnius vond, zoon van de in geheel Europa bekende dr. Levinus Lemnius en zelf ook bekwaam medicus, die in korte tijd zeer gewaardeerd werd onder de réfugiés, en zelfs bij hovelingen, en bovendien bekend stond als goed organisator, als wetenschapsmens en als overtuigd protestant. Wat dit laatste betreft zal hij vermoedelijk geen fervent anti-papist geweest zijn, maar wel iemand met de over tuiging van de juistheid en de grote geestelijke waarde van de nieuwe inzichten op religieus gebied. VERTREK NAAR ZWEDEN De benoeming tot eerste lijfarts van koning Erik kreeg haar beslag, tot spijt van talrijke koopheden in Londen, die Willem node zagen ver trekken, zo schrijft Berreus in zijn aanbevelingsbrief aan de koning. In deze brief vinden wij verder de bevestiging van hetgeen de Londense kerkeraadsprotocollen in 1561 en 1563 vermeldden. Er staat n.l. dat dr. Willem zijn vrouw en drie kinderen in goede handen in Londen achterliet. Een latere gebeurtenis in Zweden bevestigt, dat hij scheidde van Daniële. Ook haar wangedrag wordt hier aangeduid. Hult119 schrijft: de 7 juli 1574 trad voor de rechtbank in Stockholm wijlen William Dantzeville's weduwe Marina, Vilh. Lemnius' dochter uit het eerste huwelijk, en eiste van haar stiefmoeder, vrouwe Elin, het erfdeel van twee overleden broers. De stiefmoeder zei echter dat Marina vol doende voorzien was met haar vrije bruiloftskosten en bruidschat, en bovendien bij vaders overlijden tevreden was gesteld door een wettelijke boedelscheiding. Als Marina haar eis uitstrekt tot haar eigen moeders erfdeel, krijgt zij tot bescheid, dat deze moeder zich niet in haar huwe lijk heeft gedragen zoals een eerlijke vrouw betaamt, doch werd ge- 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 144