groep met zijn aanwezigheid. Slechts zelden kwam Willem Lemnius, wiens naam wel in de paleisrekeningen genoemd wordt in verband met het verleende voorrecht tot het kopen van wijn voor de koninklijke wijnkelders, terwijl ook regelmatig wijn naar zijn woning in de stad gezonden werd, doch het is duidelijk dat buiten dit voor die dagen nor male wijngebruik, zijn huisvaderschap niet toeliet, dat hij de avonden elders "bij de beker" doorbracht. Hult citeert in verband met dit wijnverbruik een archiefstuk uit 1567, waarin door de koning is besloten (mogelijk geschiedde dit ook al eer der) dat Lemnius het voorrecht krijgt tot het kopen van wijn voor de koninklijke kelders, omdat hij betere en goedkopere wijn kon kopen dan anderen. "Dit is besloten om de onduldbare woekerprijzen, die bij de verkoop van in het buitenland gekochte wijn worden gemaakt, te voorkomen. Ieder kan nu tegen redelijke prijs uit de koninklijke kel ders kopen"i25. Mogelijk was Willem hiertoe in staat door zijn ver moedelijk nog bestaande connecties met de kooplieden in Engeland, terwijl verder nog van betekenis kan zijn, dat in Zierikzee op grond van een vroegere grafelijke concessie veel wijn verhandeld werd. commerciële belangen zoeken nu eenmaal andere wegen dan idealis tische of religieuze. ZIEKTE VAN DE KONING In 1566 begon een kentering in de onbezorgde sfeer aan het Zweedse hof. In dat jaar vertoonde de koning voor het eerst tekenen van begin nende geestesziekte. Op 2 november schreef hij in zijn dagboek "accepi medicinam pro melancholia". Daarna namen onrust en achterdocht steeds toe, angst en verdenking fluisterden steeds meer schrikaanja gende bedreigingen in zijn oor, en aan de tafel waar hij vroeger genoot van wijn en scherts, zat hij nu in bevend gepeins en vermoedde vergif in spijs en drank. Daardoor rustte een grote verantwoordelijkheid op de schouders van dr. Lemnius, als chef van de medische staf, en zijn medewerkers dr Olai, die als het ware de "huisarts" van de koning was, en dr. Grothero. 's Konings pathologische achterdocht richtte zich vooral tegen de adel, die altijd een oppositionele houding tegenover de Kroon had ingeno men, en vooral tegen de Stures126, uit welke familie, vóór Eriks vader, onder Denemarkens heerschappij, verschillende onderkoningen, de z.g.n. rijksbestuurders waren voortgekomen. Het gehele drama voltrok zich onafwendbaar: de jonge, begaafde Nils Sture, die eerst was begun stigd, werd onrechtvaardig en onterend behandeld; later volgde de gevangenneming van een aantal edelen, onder wie de vader Sten en de 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 149