zoon Nils Stare, en tenslotte in mei 1567 de gewelddadige uitbarsting
tijdens welke de koninklijke krankzinnige enige gevangenen eigenhan
dig doodde. Hult voegt hier aan toe: tevergeefs zoekt men de namen
der beide artsen Lemnius en Olai onder de personen, die in deze gru
welijke dagen Erik omgaven. Daarentegen was Dionysius Berreus aan
wezig; hij boette met zijn leven voor zijn poging om de razende koning
te kalmeren. Dat de beide artsen niet in de naaste omgeving van de
koning waren, is m.i. begrijpelijk doordat de edelen door de koning
waren opgeroepen naar Svartsjö, en daar gevangen gezet; daar vond
het drama plaats, niet in Stockholm.
Willem Lemnius heeft als eerste lijfarts des konings, als diens eerste
dienaar, en bewaker van zijn gezondheid, daarvóór en daarna een bij
zonder moeilijke taak gehad. Zijn meester ziende te midden van de
hem omringende figuren, zal het Willem moeilijk gevallen zijn volko
men objectief te blijven. Des konings hoofdlijfarts te zijn, bracht voor
hem een vanzelfsprekende plichtsvervulling mede. Waarschijnlijk heeft
hier, naast zijn opleiding in de leerscholen van Padua en Pisa, het
voorbeeld van zijn vader grote invloed gehad. Deze plichtsvervulling
bracht voor hem tijdens de ziekte van de koning en na diens geweld
daad een tijd van spanning mede, welke zijn hoogtepunt vond in juli
1567. De koning verviel n.l. na de moord in een toestand van diepe
depressie en liet zich slechts enigermate troosten door de voltrekking
van zijn huwelijk met Karin Mansdochter, dat nooit had kunnen plaats
vinden omdat het een morganatische verbintenis was, hoewel er reeds
twee kinderen uit waren geboren. Toen na de gewelddaad en dit huwe
lijk de adel in opstand kwam, en de koning daarvan bericht kreeg,
vroeg hij aan Lemnius welke ader geopend moest worden om het ge
makkelijkst te kunnen sterven. Deze antwoordde dat hij hem niet kon
helpen het leven te verliezen, maar dat het zijn plicht was het leven te
behouden. De koning trachtte in zijn heftigheid Lemnius daarop te
worgen, aan welke poging deze ternauwernood ontsnapte.
Betrekkelijk kort daarna werd de koning gevangen genomen door de
edelen onder leiding van zijn halfbroer Johan. Dr. Benedictus Olai
werd mèt de koning gevangen gezet. Lemnius bleef op vrije voeten,
hoewel verscheidene personen, onder wie Olai, getuigden, dat hij de
koning gewaarschuwd had tegen de Stures. Kennelijk hadden de twee
medici, beiden toegewijd in hun taak de koning te dienen, dezelfde zaak
verschillend behandeld, zonder dat met zekerheid te zeggen is wie het
juiste inzicht had. De waarschuwing, die Lemnius de koning gaf
zonder twijfel te goeder trouw om zijn meester te beschermen werd
door de koning op pathologische wijze verwerkt. Misschien kunnen bij
deze beschuldiging ook naijver, geroddel en achterdocht rondom de
procesvoering tegen de koning een rol gespeeld hebben.
136