"Hier ligt Willem, Uw geleerde zoon, o Lemnius Die in de Nederlanden werd geboren, die Zweden in zijn aarde sloot Het is belangrijk een vader gehad te hebben, beroemd van naam, Doch roemvoller is het te glanzen door eigen lof. De vader was groot en rijk en de zoon kon in rust En vreedzame kalmte zijn dagen doorbrengen. Maar op zijn verheven hoogte des geestes kon hij niet verslappen; Hij zocht een uitweg voor zijn werklust en hief zichzelf hemelhoog Toen hij nog maar nauwelijks de krachtige mannenleeftijd had be reikt Toen hij op uitnodiging des konings naar Zweden kwam En wegens zijn veelzijdige geleerdheid en ervaring in het genezen Door Eric als zijn geliefde opperlijfarts is benoemd, Totdat deze door zijn waanzin van de hoge koningstroon gestoten Het Rijk voor de toekomst verwisselde voor de gevangenschap. Daarop vatte hij het plan op terug te keren naar de roemruchte Britten Waar hij zijn burgerlijk leven en zijn woonstee ordende, Maar Johan met de wijsheid van een zachtmoedig vorst Heeft niet beroofd willen worden van de bekwame vaardigheid des mans Derhalve heeft hij hem ten tweeden male met grote beloning en eer Teruggeroepen, en is hij alhier overleden. Toen hij viermaal tien Decembers vervuld had in zijn leven En tweemaal aan Thor zijn nek te bedwingen had gegeven aan het juk. Zie in afwezigheid spreek ik, Antonius, tot U, ik Die eens apotheker van de Zweedse koning ben geweest. Ik heb geliefd, ben tot bloei gekomen, eenvoudig, in de kracht mijner jaren. Nu vergaat het armzalig lichaam in de grond Geen rijkdom, geen stapel geel koper heeft mij In deze grafheuvel gebaat, naakt en hulpeloos word ik bedekt". Antonius, die hem in dit grafschrift toespreekt, is zijn vriend Anton Bussenius, apotheker, die later met zijn weduwe in het huwelijk trad. Het epitaaf is niet meer aanwezig, doordat in latere tijd, vermoedelijk onder koning Gustaaf m, een plaats in de kerk gevonden moest wor den voor de bijzetting van een aantal z.g.n. Serafimer ridders. De zin uit het epitaaf: Toen hij vier maal tien decembers vervuld had in zijn leven (Cum quater implerat denos (aetate) decembres) kan aanleiding geven tot misverstand, vooral omdat twee verschillende auteurs de zin verschillend hebben weergegeven. Het woord aetate, dat door de één werd weggelaten, is door de andere ingevoegd. Misschien was het op 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 152