te Rome. Bijlage 18. Vgl. Repertorium Germanicum, dl. 4, pars 1, Berlijn, 1943,
col. 10. Muller, o.c., p. 153, noemt dit patrocinium niet.
40. Archief van het kapittel ten dom, no. 4168, RA. Utrecht. Bijlage 19. Muller,
o.c., p. 154, noemt dit patrocinium niet.
41. Registrum Supplicationum, Vol. 671, fol. 261261 vso., Vaticaans archief
te Rome. Bijlage 20. Muller, o.c., p. 154, noemt dit patrocinium niet.
42. Misschien stond de kerk onder de bescherming van de H. Barbara. In de
kerk bevindt zich een 15e eeuwse klok, die de naam van de heilige draagt.
Mededeling van de Rijksdienst voor Monumentenzorg te 's-Gravenhage. Muller,
o.c., p. 155, noemt dit patrocinium niet.
43. Registrum Supplicationum, Vol. 340, fol. 183, Vaticaans archief te Rome.
Bijlage 21.
44. Registrum Supplicationum, Vol. 835, fol. 233 vso., Vaticaans archief te
Rome. Bijlage 22.
45. Registrum Supplicationum, Vol. 451, fol. 257 vso. 258, Vaticaans archief
te Rome. Bijlage 23. Muller, o.c., p. 156, noemt dit patrocinium niet.
46. Registrum Supplicationum, Vol. 814, fol. 77, Vaticaans archief te Rome.
Bijlage 24. Hetzelfde patrocinium treft men ook aan in een suppliek van 5 mei
1484 (Registrum Supplicationum, Vol. 835, fol. 224 224 vso. Bijlage 25).
Muller, o.c., p. 157, noemt het patrocinium niet.
47. Protocol van Johannes Beyer als notaris van de vicaris van de bisschop,
dl. 1, fol. 144 vso., Archief van de bisschoppen, no. 538, RA. Utrecht. Bijlage 26.
Het is mogelijk, dat de kerk van Goes aan O.L. Vrouw en St. Maria Magdalena
gewijd was, want er is een mededeling, dat Matthias, bisschop van Budua en
wijbisschop van de Utrechtse bisschop, op 18 juni 1423 de kerk heeft gewijd
ter ere van de almachtige God, de H. Maagd Maria en St. Maria Magdalena.
Vgl. A. J. van der Aa, o.c., dl. 4, Gorinchem 1843, p. 624. Daarnaast is er
een mededeling, dat een zekere Jacobus Ridder, bisschop van Hebron en vicaris
van de bisschop van Utrecht, op 25 juli 1410 een aflaat schonk aan de bezoe
kers van de St. Maria Magdalenakerk in Goes. Vgl. A. J. van der Aa, o.c., dl. 4,
Gorinchem 1843, p. 623. De waarde van deze mededeling is echter twijfelachtig.
Omstreeks 1410 is er geen Jacobus Ridder als wijbisschop in het Utrechtse
diocees bekend. Deze persoon trad pas omstreeks 1510 in deze functie op. Wel
is er omstreeks 1410 een Jacobus de Wezep, bisschop van Dschebail in Syrië,
als wijbisschop bekend, maar zijn arbeidsterrein beperkte zich tot de Vier Am
bachten in Zeeuwsch-Vlaanderen. Vgl. J. F. A. N. Weijling, Bijdrage tot de ge
schiedenis van de wijbisschoppen van Utrecht tot 1580. Utrecht, 1951, p. 280
289, p. 183 185. Het was tot nu toe niet mogelijk de bovengenoemde aflaat
brief op te sporen en de juiste inhoud ervan vast te stellen.
48. P. M. Grijpink, o.c., p. 41.
49. Registrum Supplicationem, Vol. 374, fol. 206 vso., Vaticaans archief te
Rome. Bijlage 27. Muller, o.c., p. 157, noemt dit patrocinium niet.
50. R. Fruin, Het archief der O.L.V. abdij te Middelburg. 's-Gravenhage, 1901,
regest no. 994.
51. Formulierboek van Gerard Beyer als notaris van de bisschoppelijke vicaris,
fol. 8 8 vso., Archief van de bisschoppen, no. 250, RA. Utrecht. Bijlage 28.
Muller, o.c., p. 158, noemt dit patrocinium niet, wel dat van O.L. Vrouw.
52. P. M. Grijpink, o.c., p. 43.
53. G. C. A. Juten, Testament van Heer Willem Wissenzoon, pastoor van
's-Heerarendskerke (1518), Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom
Haarlem, dl. 29. 1905, p. 205 225. Uit het testament van Willem Wissen
zoon blijkt duidelijk, dat de kerk in 's Heer Arendskerke aan St. Petrus was
gewijd. Op twee plaatsen in dit testament is er sprake van "Sinte Pieter, myne
160