nasium te Middelburg, was hiervan een groot voorstander. Hij ging
zich oriënteren bij soortgelijke instellingen in Dordrecht en Rotterdam,
en bracht daarover een zeer gunstig rapport uit. In 1912 besloot men
om toch niet vanwege het Gezelschap een leesgezelschap op te richten,
maar om jaarlijks f. 15.te geven aan de vereniging Openbare Lees
zaal en Bibliotheek te Middelburg voor het aankopen van boekwerken
op natuurwetenschappelijk gebied33. Het bedrag werd in October 1912
voor de eerste maal uitgekeerd en vervolgens tot Mei 1940. Daarna is
deze bijdrage niet voortgezet.
De verstandhouding met het Zeeuwsch Genootschap is voortdurend
goed geweest. Vaak organiseerden de twee verenigingen voor gemeen
schappelijke rekening enige byzondere lezingen (zie 6).
Aan het Comité Gedenkteken Buys Ballot te Kloetinge schonk het
Gezelschap in 1933 een bijdrage van f. 10.Noch door het Comité,
noch door het Gezelschap werd er op gezinspeeld, dat Prof. C. H. D.
Buys Ballot (18171890) een kleinzoon was van een der oprichtings
leden van het Gezelschap, Ds C. H. D. Ballot.
6. LEZINGEN EN SPREKERS
Van de onderwerpen, die in de beginjaren van het Natuurkundig Ge
zelschap werden behandeld, is door het verbranden van het archief
weinig overgeleverd, maar het is bekend, dat Ds Ballot in 1785 een les
gaf "Over de algemeene eigenschappen der lichamen, hun uitgebreid
heid, deelbaarheid en poreusheid" (Schoute, 1923, p. 16), en Bomme
in 1782 "Over de historische ontwikkeling van de wis- en natuurkunde
en sterrekunde sedert de Egyptenaren" (Van Benthem Jutting, 1969,
p. 24).
Van de Perre streefde er naar om de kennis der natuurkunde onder de
aandacht van een zo groot mogelijke kring van belangstellenden te
brengen. Daartoe stelde hij in 1787 tot hoofd van het Museum Medio-
burgense aan zijn huisprediker J. H. van der Palm. Deze moest in de
bijeenkomsten van het Gezelschap in het kort verslag doen van de
publicaties van wetenschappelijke instellingen in eigen land en in het
buitenland ten einde al deze kennis dienstbaar te maken aan de maat
schappij (Schoute, 1923, p. 20).
In de 19de eeuw kwam hierin geleidelijk verandering. Zoals vermeld
in 3 werd in 1799 één docent aangesteld, Johan de Kanter, die deze
functie bekleedde tot zijn overlijden in 1841.
Hierna werden enige tijdelijke docenten aangetrokken: Johannes Tie-
33. Not. bestuursverg. 12.IV.1912
32