Noch zoo quant Zeverinusdage op den zondagh zoo hebben wij de hoochmisse laten zinghen met muzycke8 ende de groote cloucke laten luijen ende den nieuwe orgele laten spelen. Het orgel moet bij de beeldenstorm in 1578 zijn beschadigd want toen de magistraat in 1589 onderhandelde over herstel van het grote orgel sprak men van "den gebroken orgel"9. Dit overleg, gevoerd met een mr. Jan, vermoedelijk de orgelmaker Jan Roose, leidde niet tot over eenstemming. Pas in 1597 droeg men deze het herstel op en kon de burgerij zich weer op gezette tijden tegoed doen aan de klanken van het Niehoff-orgel. Organist was in deze tijd een mr. Sebastiaan Bare- steyn. De kleine kerkrekening van 1597 vermeldt dat hij op het orgel een tekst liet schilderen "van de registers ordentelijcken te trecken"10. In 1616 volgde een nieuwe herstelling door een mr. Anthonie. Burge meester Willem Mertensz Drywegen, kennelijk een kunstlievend man, nam de kosten voor het herstel van het instrument, 45 of 270, voor zijn rekening. Uit de rekeningen blijkt dat men het orgel van luiken voorzag en de blaasbalgen verving door die van het kleine orgel, dat nu geheel werd gesloopt. De organist van Zierikzee mr. Bartholomeus, keurde het instrument11. Kort daarop, 11 september 1618, ging het orgel met de Grote Kerk jammerlijk in vlammen op. Aan de hand van de rekening van de we deropbouw is het mogelijk de plaats van het Niehoff-orgel te achter halen. Er is namelijk sprake van „de boghe daer den orghel plach te hangen" en van het maken van een kozijn voor de trap „daer men op den orgel plach te gaen"12. Het laatste kan alleen betrekking hebben op de noordelijke traptoren van het transept. Deze vertoont inderdaad nog twee dichtgemetselde uitgangen naar een galerij. Het orgel moet daarom hebben gehangen in de boog waarmee de noordelijke zijbeuk van het koor aan het transept grenst13. HET TEGENWOORDIGE ORGEL VAN DE MARIA MAGDALENAKERK 1. GESCHIEDENIS VAN HET INSTRUMENT a. PLANNEN VOOR DE BOUW VAN EEN NIEUW ORGEL Na de brand van 1618 moest men het ruim twee decennia zonder orgel stellen. Van plannen voor een nieuw orgel horen we voor het eerst in 1640 bij de aanstelling van een Jan Fockedeij tot klokkenist. De ma gistraat stelde hem een benoeming tot organist in het vooruitzicht zodra een nieuw orgel zou zijn gebouwd14. Wellicht heeft het feit dat de ma gistraat van Middelburg in 1640 ondanks het protest van enkele pre dikanten orgelbegeleiding van de gemeentezang doorzette bij het be- 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 44