het blokkeren van de windtoevoer deze laden buiten werking stellen22. Een dergelijke constructie werd in de orgelbouw van de 16e en 17e eeuw eveneens vaak toegepast23. Aan de scheiding tussen het principaal en de overige registers van het rugpositief mogen we een zelfde betekenis toekennen: etageopstelling van hoofd-, en bovenlade, met behulp van afsluitingen vanuit één kla vier afzonderlijk te bespelen. De omstandigheid dat geen der registers van de tweede groep een grotere corpuslengte dan twee voet zou heb ben is tevens een aanwijzing in deze richting. Het zal de bedoeling zijn geweest het groot octaaf van de prestant 8' van het rugpositief met dat van de holpijp 8' te combineren. De pijpen van het viervoetsfront zou den dus als achtvoets-register spreken. De opmerking "2. Principaelen met het Prestant of Holpijp" is kennelijk een toelichting bij de holpijp 8'. De bedoeling van deze opmerking is wellicht om aan te geven dat het klein principaal zowel een open als een gedekt achtvoets-register tot basis moest hebben en te voorkomen dat de orgelmaker de ge dekt 8' als overbodig zou beschouwen. Volgens dit bestek zou het orgel dus bestaan uit een hoofdwerk en rug positief, ieder met afzonderlijk te gebruiken principaal-, en bovenlade met 26 registers waarvan 4 getransmitteerd op het pedaal. Een der gelijk instrument zou rijke registratiemogelijkheden bieden. Het was bijvoorbeeld mogelijk na vol spel op een of beide principalen snel deze groepen af te stoten en te vervolgen met vooraf ingestelde registraties op de bovenladen. De dispositie toont het beeld van de tijd. De orgelbouw van de eerste helft van de 17e eeuw gaat terug op de orgelbouwtraditie van de 16e eeuw, met name op de school van de familie Niehoff. De meest karak teristieke trekken van deze richting zijn: a. indeling in een hoofd-, en bovenwerk; het hoofdwerk omvatte het prestantenkoor, principaal of plenum genoemd; op de bovenlade bevonden zich de "overige regis ters"; overwegend wijde labiaalstemmen ook wel in combinatie met enkele prestanten; bij grotere instrumenten waren principaal-, en bo venlade ieder van een eigen manuaal voorzien, b. het rugpositief een verkleind pendant van hoofd-, en bovenwerk; het verenigde in zich de eigenschappen van hoofd-, en bovenwerk; het principaal en de andere registers van het rugpositief bevonden zich meestal op twee afzonder lijke laden. c. een matig bezet pedaal, veelal met niet meer dan een prestant en/of een tongwerk; mogelijkheid tot koppeling aan het prin cipaal van het hoofdwerk zodat men op het pedaal toch een volledige bezetting kon verkrijgen2'!. Het bestek van Hasebeen sluit hierbij aan. Het rugpositief is een her haling op kleiner schaal van het uit twee afdelingen bestaande hoofd werk en het pedaal is van ondergeschikte betekenis. Het bovenwerk om- 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 47