vat niet alleen fluitstemmen en een tongwerk maar is gelijkelijk uit prestanten, fluiten en een tongwerk opgebouwd. Hierin is de latere algemene ontwikkeling van het bovenwerk van supplement op het prin cipaal tot een werk van een zelfstandig karakter duidelijk merkbaar. Het pedaal is van ondergeschikte betekenis maar vormt in dit opzicht geen uitzondering in vergelijking met orgels in deze periode gebouwd. De transmissies zijn eigenlijk meer een combinatie van pedaal en hoofdwerk dan een afleiding van het een uit het ander. De trompet mogen we, zeker in de bas, eerder als een op het hoofdwerk getrans- mitteerd pedaalregister beschouwen dan omgekeerd. Hasebeen komt uit dit bestek, althans voor de theorie, als een be kwaam orgelbouwer naar voren. De dispositie is evenwichtig en tege lijk rijk en gevarieerd. De bouw van het orgel is niet aan Hasebeen opgedragen. Een reden daarvoor vinden we in de resoluties van de magistraat niet vermeld. Waarschijnlijk was Hasebeen te oud of te wei nig kapitaalkrachtig om de uitvoering van een zo groot project ter hand te nemen. b. William Deakens De bouw van het nieuwe orgel werd 12 november 1641 aangenomen door Willem Diaken, of juister hij was van Engelse afkomst Wil liam Deakens, orgelmaker te Haarlem. Omdat het orgel in de Grote Kerk het enige door Deakens nieuw gebouwde kerkorgel is waarvan de kas en enig pijpwerk bewaard zijn gebleven is het gewenst hier enige aandacht aan deze orgelbouwer te besteden. Deakens was van Engelse origine, geboren omstreeks 1600 en om godsdienstige redenen uitgeweken naar de Republiek. De eerste maal dat hij in de archieven opduikt is in 1627 toen de magistraat van Utrecht hem toestemming verleende op de aanstaande Maria Magda lenakermis een automatisch spelend "posityff met de clavesimbell op den anderen vaststaende" te demonstreren. Nu had een jaar tevoren een zekere Pieter Pampres een octrooi voor speelwerken met trommel mechanieken verkregen. Pampres liet Deakens dan ook vervolgen we gens overtreding van het octrooi. De afloop van deze zaak is niet be kend. Deakens blijkt in deze jaren dus klavecimbel en orgelpositiefbou wer te zijn25. Omstreeks 1634 verbleef Deakens te Leiden. Hij had daar contacten met land-, en lotgenoten onder wie de luitmeester Dudley Rossiter. Een van diens leerlingen Christoffel Bollemans bezat vele clavecimbels en clavichords waaronder een pedaalclavichord met twee manualen. 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 48