Hij zal voor het onderhoud van deze instrumenten ongetwijfeld een beroep op Deakens hebben gedaan26. Deakens vestigde zich omstreeks 1640 in Haarlem. Hij woonde daar aan de Bakenessegracht naast "Het rat van avontuyr"2'. In 1641 klaag den de vinders van het timmerliedengilde van deze stad hem aan we gens het buiten gildeverband uitoefenen van zijn ambacht. Deakens moest op last van de magistraat tot het gilde toetreden en de meester proef afleggen. Kort na de aanbesteling van het orgel te Goes, 13 no vember 1641, treffen we hem in Amsterdam waar hij 24 november bij notaris Cocq een getuigeverklaring liet registreren wegens leverantie van een clavichord aan een zekere Edward Hancock. De bouw van het orgel te Goes hield Deakens bezig tot december 1643. Hij vestigde zich vervolgens in Bergen op Zoom waar hij december 1643 en januari 1644 een herstelling aan het orgel van de St. Gertru- diskerk uitvoerde28. In 1647 kocht hij een huis in deze stad. Voorjaar 1646 reisde Deakens met Willem Marselisz Smulders, orga nist te Bergen op Zoom, naar Dordrecht in verband met een vernieu wing aan het orgel van de Augustijnenkerk. Deze vernieuwing was in 1645 aangenomen door Germer Galtusz van Hagerbeer maar was door het overlijden van deze orgelmaker kort daarop, niet tot uitvoering ge komen. Deakens nam het project aan voor 700 maar staakte het werk toen bleek dat tal van onvoorziene werkzaamheden noodzakelijk waren. Hij voltooide het werk pas nadat de kerkmeesters hem in een tweede contract maximaal 1900 hadden toegezegd28. Een belangrijke opdracht verwierf Deakens nogmaals in 1646, name lijk de bouw van een nieuw orgel in de Grote Kerk te Veere. Op 19 juni van dat jaar kreeg een commissie uit de magistraat van Veere opdracht "den orgelmaker van Bergen" en de organist van Middelburg te raad plegen. Reeds de 11e juli rapporteerde deze commissie dat men met "Willem Degens" een voorlopige overeenkomst had gesloten voor de bouw van een orgel voor de som van 1300 volgens "tmodel van mr. Valentin de Rottere organist van Middelburch opt pampier gebracht". De magistraat hechtte zijn goedkeuring aan het planso. Het bestek is niet bewaard gebleven. Ongelukkigerwijze ontbreekt ook de stadsreke ning over 1646. De rekening over 1647 vermeldt slechts een betaling aan "de huisvrouw van den orgelmaker" en twee posten voor enig schilder-, en schrijnwerk. Merkwaardig is dat een reparatie aan het orgel in 1648 werd uitgevoerd door de orgelmaker Johannes Rijmsmit. In 1648 en 1650 ontmoeten we Deakens nogmaals in Dordrecht in verband met het aangaan van een schuldbekentenis. In 1650 leende hij 150 en gaf daarvoor een orgelpositief in onderpand. Deakens verdere levensloop is tot nog toe niet bekend. Van Deakens werk is vrijwel niets bewaard gebleven. Het orgel te Vere 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 49