pijpen A t/m b hebben bevonden (na 1711 2x5 +2; F t/m e). De oorspronkelijke afmetingen van de zijvelden wijzen op een reeks pijpen van c t/m b. Deze moeten de verdubbeling vanaf c van de pijpen van de hoektorens hebben gevormd. De onderlinge afstanden van de boringen in de 17e eeuwse frontstok van de middentoren wijzen op een normale mensuur: een afnemings factor van 60% op basis van C 14 cm. De hieruit volgende men suur voor Bs en B komt overeen met de binnen de uitslag van de hoek torens beschikbare ruimte. De overige afstanden van de boringen in de frontstokken van de hoektorens zijn echter zodanig dat de c slechts een diameter van 7,2 cm. kan hebben gehad (bij normaal verloop 8,4 cm.) en dat de afnemingsfactor vervolgens 55% moet hebben bedragen. Op het moment van de verdubbeling trad dus een aanzien lijke mensuurvemauwing in33. Voor de frontpijpen van het rugpositief zijn de mensuren wat minder gemakkelijk te herleiden omdat de 17e-eeuwse frontstokken niet be waard zijn gebleven. In de middentoren moeten zich oorspronkelijk de pijpen c t/m fs van het klein octaaf van de prestant 8' hebben bevon den. De velden van het rugpositief waren oorspronkelijk schuin gedeeld en aan de onderzijde ter hoogte van 20 cm. afgesloten34. Deze velden kun nen slechts plaats hebben geboden aan een reeks pijpen van fs' of g' af. In de hoektorens moet dan de tussenliggende reeks g' t/m f of g' t/m fs' een plaats hebben gevonden wat een capaciteit van 2x9 pijpen met zich meebrengt (thans 2 x 7). De huidige zeer ruime opstelling van de pijpen maakt dit mede waarschijnlijk. De diameter van de middentoren wijst een normale mensuur uit op basis van c 8,4 cm. De afmetingen van de hoektorens laten bij een capaciteit van 2x9 echter geen nor male mensuur toe. Dit probleem laat zich alleen oplossen wanneer we een vernauwing van c' tot 4,2 cm. en vervolgens een afnemingsfactor van 55% veronderstellen, een plotselinge vernauwing op het mo ment van de verdubbeling als ook voor het hoofdwerk is vastgesteld. In de contracten met Jacob Cools is sprake van een discantverdubbe ling van de prestantstemmen. Aangezien Cools gebruik maakte van de oude windladen (toevoegen 2x4 cancelled) is het waarschijnlijk dat in 1643 reeds een discantverdubbeling voor de prestanten was toegepast. Van het oude pijpwerk is zeer weinig bewaard gebleven. Het is vrijwel onmogelijk zijn juiste ouderdom vast te stellen. Alleen enkele gedreven pijpen, de C in het hoofdwerkfront, de C G en Gs van het rugwerk front (mogelijk ook de pijpen tussen C en G) kunnen we met zekerheid aan Deakens toeschrijven aangezien Cools een ander versieringsmotief heeft gebruikt. In het contract was bepaald dat het orgel januari 1643 of uiterlijk 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 51