van 1663 vermelde zwager van Van Hagen is valt niet uit te maken.
De orgelmaker Pieter Maas was door huwelijk van zijn zuster met Van
Hagen zwager van deze laatste47. Of Mullaert door een soortgelijke
relatie zwager van Van Hagen was is niet bekend. In de 17e eeuw zijn
verder geen reparaties aan het orgel verricht.
S. VERNIEUWING 1704/11; REPARATIE 1739
In de jaren 1704/11 heeft men het orgel vernieuwd en verplaatst naar
de koorsluiting. In de betreffende resolutie van de magistraat wordt
slechts terloops over de verplaatsing gesproken48. Van enige noodzaak
kan geen sprake zijn geweest. Wellicht heeft men ruimte willen winnen:
het oxaal besloeg een aanzienlijke oppervlakte terwijl de koorsluiting
een onbenutte ruimte was.
Van de vernieuwing in de jaren 1704/11 zijn alle contracten met de
orgelbouwer Jacob Cools bewaard gebleven4®. Het eerste contract, ge
dateerd 2 juli 1705 voorzag in een hoofdwerk van negen en een rug
werk van acht registers. De windladen moesten worden uitgebreid met
vier cancellen in de rechterhand. Dit contract kwam in de eerstvolgen
de jaren niet tot uitvoering, waarschijnlijk in verband met de vernieu
wing van het orgel in de Nieuwe Kerk te Middelburg en de bouw van
een orgel voor de Waalse Kerk te Rotterdam, die Cools in de jaren
1704/8 uitvoerde. 18 mei 1709 kwam een tweede contract tot stand
waarin werd bepaald dat ook in de linkerhand vier cancellen moesten
worden bijgebouwd zodat het klavier vier volle octaven zou omvatten
(Cc'"). Cools beloofde het werk onmiddellijk ter hand te nemen. De
contracten van 1705 en 1709 zijn uitgevoerd in de jaren 1709/11.
Een derde contract dateert van 31 januari 1711. Dit betreft de bouw
van een vrij pedaal met zes registers, uitbreiding van het hoofdwerk
met drie registers en het rugwerk met één register. Een dergelijke uit
breiding achteraf was mogelijk door de omstandigheid dat Cools van
de oude windladen gebruik maakte (dit blijkt uit de uitbreiding met vier
cancellen zowel in de bas als in de discant).
Een verdeling in hoofd- en bovenlade van het hoofdwerk is in de con
tracten niet terug te vinden. Ook de wijzigingen die de orgelkas bij
deze gelegenheid heeft ondergaan wijzen op een opstelling op één ni
veau. Uit de bepaling dat het pijpwerk schoongemaakt en hersteld
moest worden, blijkt, dat Cools van het oude pijpwerk gebruik heeft
gemaakt. Alleen bij de prestanten van hoofdwerk, rugwerk en pedaal
en bij de cornet is in de contracten "nieuw" toegevoegd. Van het nog
bewaard gebleven oude pijpwerk dateren in ieder geval genoemde re
gisters en de tolkaan 4' uit de periode 1709/11.
56