Uit een verzoek tot verbetering aan het orgel door de organist Jacobus Lootens in 1811 blijkt dat de klavieren van het orgel zeker sinds de reparatie door Jacob Cools en mogelijk reeds in de 17e eeuw waren uitgevoerd met donkere beneden toetsen en lichte boventoetsen; tevens dat de registertrekkers van het rugpositief (als gebruikelijk tot de 18e eeuw) in de achterwand van dit werk waren aangebracht. Uit een contract met Jacob Francois Moreau in 1739 blijkt dat de stem ming van het orgel een hele toon boven koortoon lag of wel ongeveer Wi toon boven de thans gebruikelijke toonhoogte. Het orgel moet vrij scherp van toon zijn geweest want de reparatie van 1739 was voorna melijk gericht op het wegnemen van de scherpte en het "molliger" ma ken van het geluid. In de 19e eeuw klaagde men nog over het scherpe geluid van het rugpositief. Het orgel is na de voltooiing van de repa ratie in 1711 gekeurd door Pieter Bustiin. organist van de Nieuwe Kerk te Middelburgse. Bij het beoordelen van de vernieuwing 1704/11 dienen we onderscheid te maken tussen de dispositie in het eerste contract voorzien en de dis positie na het derde contract. In vergelijking met de dispositie van 1643 was die van 1705 wel zeer bescheiden. Cools moet hierbij van een aan gehangen pedaal zijn uitgegaan of de transmissies hebben gehandhaafd. Merkwaardig is dat men in 1705 het gebroken groot octaaf heeft ge handhaafd. Waarschijnlijk had men aanvankelijk niet het plan het front te wijzigen. Hierna zal ter sprake komen welke onaangename gevolgen het completeren van het groot octaaf voor het front heeft gehad. Het eindresultaat na de toevoeging van het pedaal in 1711 was een vernieuwd instrument van 18-eeuwse opzet. Het totaal van de registers van een manuaal vormde nu een zelfstandig werk, evenwichtig uit re gisters van alle genres opgebouwd. Door het vrij pedaal en de comet was het orgel beter voor zijn taak berekend. In 1739 vond opnieuw een reparatie plaats, waarvan het uitvoerig con tract met de orgelbouwer Jacob Francois Moreau bewaard is geble- vensi. Moreau moest de tongwerken geheel herzien en tot kloeke en gladde aanspraak brengen, een quintadeen 8' op het hoofdwerk bij plaatsen, een gemshoorn 2' op het rugwerk, de drie grootste pijpen van de comet vervangen om de toon molliger te maken, het scherp van het hoofdwerk vervangen door een quint 3 in de bas en een nasat 3' in de discant, de houten stevels van de tongwerken vervangen door metalen stevels en tenslotte de trompet 8' van het hoofdwerk en de kromhoorn van het rugpositief in bas en discant snijden. Hij moest het orgel op koortoon brengen en stemmen in "suvverheijt der octaven en tertsen, swevinge der quinten", de middentoonstemming. In de 18e eeuw zijn verder geen reparaties verricht. Toch komt de dis positie die J. Hess meedeelt in zijn "Disposition der merkwaardigste 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 55