kerkorgelen" (Gouda 1774) niet geheel overeen met de dispositie die we uit de contracten van 1705/9/11 en 1739 kunnen samenstellen. Hess vermeldt een quintadeen 16' die in deze contracten niet voorkomt, maar wel in 19e eeuwse dispositieopgaven als discantregister vermeld wordt52. De gemshoorn 2' wordt naderhand ook wel aangeduid als nachthoom 2' en woudfluit 2'. Bij welke reparatie de nasard 22/3 van het hoofdwerk door een sesquialter is vervangen heb ik niet kunnen achterhalen. f. 19e-eeuwse reparaties; algehele vernieuwing 1909 In het begin van de 19e eeuw verkeerde het orgel volgens een rapport van de organist J. Lootens in een deplorabele staat53. Bij gebrek aan middelen kon echter van een reparatie geen sprake zijn. Een geldinza meling maakte in 1833 een herziening door C. van Oeckelen54 te Breda mogelijk. Van Oeckelen verving de vox humana door een soortgelijk register van eigen vinding: "het middenhoudende tussen het geluid van de achordion en dat der klavier hautbois". Volgens Van Oeckelen hoefde dit register niet gestemd te worden maar hinderlijke ontstem ming noopte hem enige jaren later toch tot het aanbrengen van stem- krukken55. Dr. E. B. Swalue, predikant te Goes, schreef in een artikel in de Zeeuwsche Volksalmanak van 1844 "er is toen een nieuwe vox humana op gesteld welke van een bijzonder liefelijk geluid is en die door een meesterhand in werking gebracht menigmalen den gevoeligen tempel bezoeker verrukt en verteedert". Over de klank van het orgel schrijft hij: "de geluiden van het groot manuaal en vooral die van sommige registers zijn voortreffelijk, die van het rugpositief zijn hard en scherp"56. In 1854 voerde de orgelbouwer C. Stuiting een herziening uit. Hij moet buiten het bestek om de quint 22/3' van het rugpositief hebben ver vangen door een Viola di Gamba 8', want dit register ontbreekt in een opgave door de orgelmaker W. H. Kam in 1854 gemaakt, terwijl het wel voorkomt in de dispositieopgave van W. H. vant Kruys57. Een orgelfonds, ontstaan uit een legaat van de organist Steketee ver schafte de middelen voor een ingrijpende vernieuwing van het orgel door de orgelbouwer J. van den Bijlaerdt te Dordrecht. Deze vernieu wing betekende de genadeslag voor het oude instrument. Het oude binnenwerk werd vervangen door een pneumatisch instrument waarin slechts gedeelten van een zestal oude registers werden opgenomen. Het pijpwerk van het front werd buiten werking gesteld. Men sloopte de kas van het rugpositief en plaatste een zwelwerk onder de hemel van 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 56