het orgel. W. H. Kam had overigens in 1854 al een dergelijke wijziging
voorgesteld om "voor zachte pre-, en interludia meerder afstand te
bekomen". Het pneumatisch instrument telde 28 stemmen, verdeeld
over twee manualen en een pedaal. Kenmerkend voor het instrument
waren de vele nabootsingen van orkestinstrumenten en het gemis aan
vulstemmen. In 1930 heeft de firma Dekker het instrument nog herzien.
g. HET NIEUWE INSTRUMENT
In de jaren vijftig begon het pneumatisch instrument ernstige hape
ringen te vertonen. De kerkvoogdij der Hervormde gemeente besloot
nu het pneumatisch instrument niet meer te herstellen, omdat het in tal
van opzichten niet voldeed. De vele imitatieregisters waren voor het
plenum van weinig nut en de kwaliteit van het pijpwerk was inferieur.
Aanvankelijk had de kerkvoogdij het plan een instrument van 40
registers te doen bouwen, maar zij moest daarvan in verband met de
financiële consequenties afzien en besloot tot een instrument van der
tig registers, verdeeld over hoofdwerk, rugwerk en pedaal.
De gemeente Goes toonde zich echter bereid de kosten voor de bouw
van een derde manuaal met een achttal registers op zich te nemen. De
overweging daarbij was dat hierdoor een goed concertorgel tot stand
zou komen, van groot belang voor het culturele leven van de stad en
omgeving. De bouw van het nieuwe orgel is voorbereid door een plaat
selijke orgelcommissie. Adviseur vanwege de orgelcommissie van de
Nederlands Hervormde Kerk was de heer L. E. Erné.
Bij het ontwerpen van het nieuwe instrument heeft men aansluiting ge
zocht bij de historische disposities en rekening gehouden met de men
suren van het nog bewaard gebleven historische pijpwerk, een geluk
kige wijze van benadering. De huidige dispositie komt in grote trekken
overeen met die van 1711/39, althans op het nieuw toegevoegde echo-
werk en de uitbreiding van het pedaal na. In ieder manuaal is wat his
torisch pijpwerk opgenomen. Voor het hoofdwerk is dat de prestant 8',
de bourdon 16' (vroeger op het pedaal) en de bas van de gedekt 8'. In
het rugwerk zijn de prestant 4', de roerfluit 8' en de quintadeen 8' oud.
Het pedaal heeft eveneens drie historische registers: de octaaf 8' (eigen
lijk prestant 8'), de tolkaan 4', een der weinige bewaarde historische
registers van die structuurss en de nachthoorn 2', waarschijnlijk van
de hand van J. F. Moreau en vroeger op het rugpositief.
De bouw van het nieuwe instrument werd opgedragen aan de fa. Mar
rassen te Aabenraa in Denemarken en is begin 1969 ter hand geno
men. Het orgel is gebouwd volgens het mechanisch sleepladesysteem
van de fa. Marcussen waarbij pertinax slepen worden aangeklemd door
59